.
De Highland High Way is een bergwandelva-riant op de West Highland Way (WHW), het beroemdste langeafstandspad van Groot-Brittannië. Voor ervaren bergwandelaars is de WHW een (te) eenvoudige wandeltocht. De Highland High Way 'kronkelt' om de WHW heen:
De WHW loopt door de glens (dalen) en de Highland High Way over de toppen van de Highlands. De bergroute maakt daarbij ge-bruik van dezelfde étappeplaatsen, daardoor kun je de beide routes eenvoudig combine-ren. Mocht het weer, je conditie of je knieën tegen zitten, dan kun je gebruik maken van de gemarkeerde paden van de WHW. Ook kun je gebruik maken van de vele voorzie-ningen zoals accommodaties, campings en bagagevervoer die aanwezig zijn voor de WHW. Kortom de Highland High Way biedt een bergwandellalternatief voor alle of ieder dagtraject(-en) van de WHW.
De gehele Highland High Way heeft een tota-le afstand dan 235 kilometer. Als je daar alle hoogteverschillen bij op telt is het wel een zeer stevige meerdaagse bergwandeltocht. Inmiddels hebben diverse Nederlanders en veel Vlamingen de tocht (gepoogd) te lopen. De reacties zijn positief over Schotland, het landschap, etc, maar minder over het daad-werkelijk afleggen van de route. Het blijft dat de combinatie van ongetraindheid, het weer en ongebaand terein de tocht zwaar maken. Diverse mensen zijn overgestapt op de West Highland Way voor grotere delen van de route, in combinatie met dagtochten vanuit de etappeplaatsen naar de Munrotoppen.
Kortom: denk niet te licht over deze tocht, train van te voren, houdt je bagage zo licht mogelijk ('Light is Right') en overweeg om gebruik te maken van bagagetransport tus-sen de etappeplaatsen.
Highland High Way (Schotland)
of liever gezegd 'een poging', mei 2006
Leen heeft me met het Schotlandvirus besmet dus het kan niet anders: wij gaan naar Schotland. Overtuigd van ons kunnen besloten we de Highland Highway te lopen. Een hogere variant op de West Highland Way. Een goede voorbereiding is het halve werk dus we namen dagelijks de trap naar negen hoog. En om ook vast aan de rugzak te wennen trokken we tijdens het paasweekend de Hoge Venen in. Deze tocht bleek zinvol: Mijn jas lek-te als een vergiet en Leen zijn schoenen waren net zo zompig als de Venen zelf. Ook de rugzakken liepen vol water dus voor Schotland schaften we, om onze spullen droog te houden, extra sterke vuilniszakken aan. We hadden daarna nog alle tijd om van de voorhoofdsholteontsteking te herstellen. We vertrokken 18 mei, de periode tussen sneeuw en midges. Voor Hotel Victoria tegenover het centraal station van Amsterdam wachtten we op de bus die ons naar de boot in IJmuiden zou brengen. We waren kinderlijk uitgelaten en lieten verstrooid het geld in de pinautomaat achter. Gelukkig werden we nog net op tijd gewaarschuwd. We gingen met de boot naar Newcastle. Een waar feest, zo’n mini cruise met de liefste man van de wereld. Aangekomen in Newcastle volgden we met de trein de Route of the Flying Scotsman. Later passeerden we met de bus vlak voor Drymen het gehucht Kippen waar Chick & Son hun bedrijf hadden gevestigd. Drymen was onze start van de HHW waar we begonnen met een pint in The Clachan, een herberg uit 1734.
Ons eerste kamp Het was een beetje gaan miezeren en bij de Spar haalden we broodjes met kaas en worst. We vonden het zonde om meteen een van onze veel te dure gevriesdroogde maaltijden soldaat te maken. Later vonden we, even buiten Drymen, vlak bij Loch Lomond een prachtig plekje voor de tent. Naast de wortels van een omge-vallen boom. Een plek die, gezien de resten van een kampvuur, eer-der door anderen was gebruikt. Het weer was opgeklaard, hier en daar wat wolken maar vooral zonnig en droog. We aten onze broodjes en sliepen als ossen. In de verte klonk een koekoek die zich verslikte.
Dag 1 De volgende ochtend hingen de wolken zwaar tegen de lage toppen van de halfhoge heuvels. Het was daardoor moeilijk om onze richting te peilen en waren deels afhankelijk van een hoogtemeter van onze goede vriend Willem. Maar de hoogtemeter deed raar: we wandelden omhoog en de meter ging omlaag. Na twee uur lopen over hobbelig bollende grond trok ik, om blaarvorming te voorkomen, een tweede paar sokken aan. Door het slechte zicht waren we te ver doorgelopen en besloten dat het verstandiger was om weer terug te lopen en de WHW te volgen. Eenmaal op de WHW verdwenen de wolken deels als sneeuw voor de zon. In de verte zagen we een stel wel de juiste route kiezen, frustrerender kon het bijna niet. Rechts van ons volgden de prachtige heuvels waar ook wij hadden kunnen lopen. De tranen stonden in onze ogen maar we vermanden ons. De WHW was ook mooi en morgen zou alles beter zijn. Met deze gedachte ontvouwde zich een prachtig landschap voor ons. Ook nieuw voor Leen, die toen dit gebied wegens lammertijd verboden terrein was, al eerder de WHW had gelopen. In de verte lag Ben Lomond uitdagend naar ons te lonken. Het was druk op de WHW, te druk voor ons gevoel. Hoewel wij zo’n vier uur meer dan gepland hadden gelopen kwamen we niet eens uitgeput in Rowardennan aan. Onze training was niet voor niets geweest. In de warme maar minder gezellige kroeg dronken we een halve liter bier. Dat hadden we verdiend. Na een bord chili con carne zetten we de tent bij een legaal wildkampeerterrein op en bestudeerden de kaart voor de volgende dag. Morgen zouden we de HHW doen.
Dag 2 We werden gewekt door wandelaars die voor dag en dauw aan hun tocht waren begonnen. De route naar de Ben Lomond begon op de plek waar onze tent had gestaan. De klim naar boven was stevig maar minder inspan-nend dan we hadden ingeschat. Het smalle pad dat naar de top leidde was goed begaanbaar en onze stokken gaven de nodige ondersteuning. Het weer zat mee en het feit dat af en toe een helikopter overvloog gaf ons een gevoel van veiligheid: we werden schijnbaar goed in de gaten gehouden. Leen be-steeg de top van Ben Lomond en liet mij vanwege mijn diepteangst op de hel-ling achter. Tijdens het wachten pakten donkere wolken samen en in de verte regende het. Het mooie van Schotland zijn de wolkenpartijen en de regen die je van verre ziet komen en gaan. Vooral dat laatste is prachtig. Vanaf de Ben Lomond liepen we pal naar het noorden richting Cruinn a’Bheinn. Onderweg kwamen we een Nederlandse jongen met een dagrugzakje tegen die ons met veel gemak inhaalde. Hij liep die dag alleen: “Mijn vriendin had even geen zin in hoogten”. Terwijl wij besloten om beneden langs te gaan liep hij kordaat de heuvel op. Beneden was het drassig, de grond was bezaaid met pollen en we konden geen normale stap verzetten zonder onze enkels te verzwikken. Van lopen was dus geen sprake, het was meer struikelen, strompelen en wanke-len. Ergens in de verte vingen we nog een glimp van onze stoere landgenoot op. Wij hebben hem niet meer terug gezien.
Toen ik een short cut wilde nemen zakte ik met beide benen in het moeras. Angstaanjagend snel werd ik door de grond opgezogen en ik was blij dat Leen me eruit trok. Ook al had hij pretoogjes omdat hij mijn laatste woorden nogal grappig vond: “Leen, kunnen we niet beter deze short cut…. Aaaghwaaah!” Dat was, volgens zijn zeggen, het leukste van die dag. Op de pollen lopen bleek het ‘t veiligst, voor zacht klein groen was het oppassen geblazen. We moesten ten oosten van een riviertje weer omhoog en begonnen behoorlijk vermoeid te raken. De sponsige weke grond maakte het lopen extra zwaar en we deden er naar ons gevoel uren over om boven te komen. En dan over de schouders van de berg naar beneden en de rotswanden aan de noordwest kant ontwijken. Waar zitten die rottige schouders in Godsnaam? Toen we het kerkje van Inversnaid zagen liggen liepen we er veel te snel op af waardoor we opnieuw omhoog moesten. Omdat mijn benen wat langer zijn dan die van Leen kon ik zonder moeite over roestig ijzerdraad heen. Leen bleef vast zitten en leerde hoe het voelde om een string te dragen. Dat vond ik het leukste moment van de dag.
We kwamen aan bij de enige uitspanning van Inversnaid. Een wandelaaronvriendelijk hotel waar je via een achterdeur naar binnen moest. In een grote zaal ontdeden we ons op een klein podium van wandelschoenen, regenjassen en rugzakken. Na een overheerlijk glas bier besloten we fish and chips te bestellen. Om mee te nemen, want daar opeten kon niet. Terwijl wij onze schoenen en jassen weer aandeden was de zaal volgelopen met bingospelers. Het publiek keek geïnteres-seerd toe en wij wensten hen bij het weggaan good luck.
Die avond vonden we een prachtig veldje vol paarse bloemen met uitzicht op het robuuste uitge-strekte landschap met de hills, de lochs en moors. Daar zetten we onze tent op. Mijn schoenen stonken inmiddels zo erg naar kattenpies dat ze van Leen ze tent niet in mochten. Mijn voeten mochten binnen blijven. De volgende dag zaten we onder teken die te klein waren om met een gewone tekentang weg te halen. Leen zijn Zwitsers zakmes bevatte een klein pincet waar we het ongedierte mee uit elkaars lijven pulkten. Al met al een onaangename ervaring want af en toe werd ook wat vlees weggerukt. Om bij te komen van de zware HHW besloten we de volgende dag de WHW te volgen. Het was wel even slikken want we hadden ons op een wat meer spectacu-laire tocht verheugd en lopen in colonne is niet ons favoriet.
Dag 3 De WHW voerde langs Loch Lomond, een lang smal pad waar ook de legendarische Rob Roy zijn schuilgrot had. Aan het einde namen we aan het meer een korte pauze. Terwijl ik de hart-keks met vis uit een pakje besmeurde werden we door een zwaan belaagd. Ik offerde angstig mijn hartkek terwijl Leen de zwaan vermanend toesprak. Hij verdween zichtbaar beledigd met schudden-de kontveren. Het was inmiddels weer gaan regenen. In Inverarnan vonden we de Drovers Inn, een herberg waar vroeger alleen schapenhoeders, marskramers en struikrovers kwamen. Wandelaars houden nu met onze bezoeken dit cultuurgoed mede in stand. In Drovers Inn voelden we ons inmid-dels Schots genoeg om haggis uit te proberen. Haggis is gemalen vleesafval in schapenmaag be-reid. Pittig van smaak en samen met aardappelpuree en donkerbruine jus was het een heerlijke maaltijd. Temidden van andere wandelaars ontdekte Leen een Schotse wandelgenoot in kilt waar-mee hij twee jaar geleden flink had zitten zuipen. De Schot was drukdoende met nieuwe drinken-broeders. Die nacht sliepen we op een echte camping. Het nadeel van zo’n camping is dat er heel wat wordt afgesnurkt en oordopjes waren geen overbodige luxe. Maar we konden ons weer eens wassen. Hoewel we daarna onze vieze kleren weer aantrokken voelden we ons flink opgefrist. Die nacht liet de haggis met kontzuchten en ritsscheten van zich horen.
Dag 4 De tocht naar Tyndrum begon lieflijk en het nemen van een tunnel voor dwergen onder het spoor door was geen enkel probleem. Onderweg lagen kalfjes te zonnen en de tocht was absoluut niet zwaar. Eenmaal in Tyndrum hadden we het gevoel dat we nog wel verder door hadden kunnen lopen. Onze conditie was goed, Leen zijn nieuwe schoenen veroorzaakten geen blaren maar mijn jas lekte nog steeds. Het regende zeker aan het begin van de tocht naar Schotse begrippen niet noemenswaardig maar naar mate de dag vorderde, kon ik niet nog natter worden dan ik al was. Tijdens het lopen bleven we relatief warm “Het was hot in Schotland”. Onderweg raakten we in gesprek met een jonge Schotse vrouw die vertelde dat ze ontzettend veel van wandelen hield. “Ik mag ongeremd veel chocolade eten”. Ze vertelde dat ze in een dorpje met een niet reproduceerbare naam woonde. De meeste Kel-tische namen zijn zelfs voor Schotten moeilijk uit te spreken, vertelde ze, en namen worden door iedereen anders geschreven. Ik voelde me ineens minder dom. De camping van Tyndrum was saai en de toenemende regen bena-drukte het ongezellige karakter. Nadat we de tent hadden opgezet trotseerden we de regen en aten verderop in het dorp waar het een stuk gezelliger was. Leen een heerlijke tiki salsa beef en ik lam in mintsaus.
Dag 5 De volgende dag waren de bergen in wolken gehuld en opnieuw moesten we de HHW rechts van ons laten liggen. Diep in ons bleef het verlangen naar een groter avontuur knagen. Met een weemoedig gevoel verlieten we Tyndrum. Ooit komen we terug en proberen we de HHW met lichtere zakken. Tyndrum heeft, net als de meeste andere dorpjes in de buurt, een kerkhof. Bijzonder aan de begraafplaats van Tyndrum was dat deze grafloos was. “No one wants to die here”. Dat klonk zorgwekkend genoeg om ons als de wiedeweerga naar Bridge of Orchy te begeven. De regen bleef aan een stuk door stromen. Met bakken viel het uit de hemel en bovendien begon het ook te hagelen. Dit weerhield ons niet om met de highlanders, prachtige Schotse koeien met een haircut die mij persoonlijk wel aanspreekt, in conclaaf te gaan. Leen maakte onderweg regelmatig foto’s van het woest kolkend landschap waarvan we de weidsheid dankzij de foto’s later weer herontdekten. Want tijdens het lopen in die stromende regen ontgaat je al snel de schoonheid en wil je zo snel mogelijk het eindpunt bereiken. In de verte Bridge of Orchy zien liggen was zowel bemoedigend als frustrerend omdat we nog een heel eind wind en regen moet trotseren. Het postkantoor uit ver vervlogen tijden naast een klein treinstation sloot net de deuren. Eenmaal in het café verderop, waar de flessen whisky de glazen planchetten bijna deden bezwijken, waren kou en regen alweer snel vergeten. Even bui-
ten Bridge of Orchy op de route naar Inveroran passeerden we een rots in de vorm van een doodshoofd. Het deed ons sterk aan de hoes van Deep Purple In Rock denken. Onderweg werden we beloond met prachtige vergezichten vol bergen met besneeuwde toppen. Het was prachtig om te zien hoe de regenbuien door het landschap trokken, en ontstellend hoe snel het wolkendek binnen enkele seconden dichttrok. Moe maar voldaan kwamen we in het meeste gezellige kroegje van de route. Het begon al bij binnenkomst toen een groep Engelse wandelaars ons met een applaus begroetten en gaven ons vrijelijk complimentjes. Iedereen kletste met iedereen, de sfeer was gemoedelijk en het voelde zelfs een beetje als thuiskomen. “Is it the first time you’re doing the WHW... yes? And now your last!” Er werden om de haverklap grappen gemaakt om de moeilijke momenten van de dag te vergeten. Een in de ogen van Leen mooie man, omdat hij zo’n sprekende kop had, vertelde ons dat er in Schotland nog veel meer mooie wandelgebieden zijn. Ontzettend aardig en behulpzaam wees hij ondermeer de Cairngorns op een kaart aan de muur aan. Die avond kampeerden we op een weiland waar je ’s nachts om te plassen eerst over het prikkeldraad heen moest. Het regende zo hard dat ik het stiekem naast de tent deed.
Dag 6 De volgende ochtend regende het nog steeds pijpenstelen en we moesten alles in de tent inpakken. De Hilleberg Nallo II, dank Willem, is een tent waarvan je de buitentent als laatste kan inpakken. Hierdoor konden we alles redelijk droog inpakken. De buitentent hingen we buiten aan Leen’s rugzak. De route was minder zwaar dan we hadden gedacht. Het pad was goed te belopen en we werden ingehaald door een groep jongens met muziek op de transistorradio. In de verte zagen we andere WHW-wandelaars het heuvelachtige gebied doorkruisen. Onderweg zat een wat oudere man in een door de regen en wind kapot gescheurd regenjasje met plastik tasje in de hand op een bruggetje te rusten. Zijn zwaarlijvige zoon wachtte geduldig. Beiden hadden er spijt van dat ze aan deze tocht waren begonnen. Toen het een beetje opklaarde namen we een korte pauze in iets wat je met een duinpannetje kan vergelijken. Verderop aten onze Engelse vrienden hun lunch. De oudere man en zijn zoon liepen ons strompelend en mopperend voorbij. In de verte zagen we een nieuwe regenbui aankomen. Naast die prachtige uitgestrekte woeste natuur is het zien komen en gaan van hoosbuien het mooiste van Schotland. De rugzak trok aan onze schou-ders, maar het voelde ondanks de kou en de regen goed. Toen wij enkele uren later langs de kant van het pad onze hartkek herkauwden, herkauwde een schaap zijn snack. We begluurden elkaar in stilte en het schaap verslikte zich. De hikkende koekoek bij Drymen kondigde een weers-verandering aan, zou het schaap met zijn hik de zon doen doorbreken?
In Kingshouse aangekomen besloten we voor het welverdiende biertje eerst een goede plek voor de tent te zoeken. Bij het riviertje stond alles blank en er was geen droog plekje te vinden. Leen spotte de beste plek waar iedereen die na ons kwam jaloers op was. Een groep Duitse jongens staken barrevoets de rivier over om tussen de koeien te overnachten. Toen we ze ’s nachts dronken terug hoorden komen verbaasde het ons dat ze niet in de rivier donderden. Die nacht droomde ik, met de Devils Staircase in het vooruitzicht, van een hel in de hemel…
Dag 7 Vlak na de start zagen we in de verte de snelweg slingeren. Voor het eerst beseften we hoe uitgestrekt het landschap was. De brug waarover auto’s denderden leek door een berg op de achtergrond van speelgoed. Op het smalle pad haalden we af en toe wat mensen in en vlak voordat we aan de Devils Staircase begonnen namen we een plas- en drinkpauze. Omdat ik een slechte drinker ben gebruik ik een camelbag. Terwijl ik mijn rugzak weer omdeed was ik op het mondstukje gaan staan waardoor het los schoot. Het water stroomde eruit en de helft van mijn water was ik kwijt. Dat scheelde weer behoorlijk ge-wicht. Onze eigentijdse filosoof Johan Cruijff heeft gelijk: "Elk nadeel ben z'n voordeel".
De Devils Staircase viel reuze mee. Omhoog ging vlot en dankzij de stepping stones beekjes af-wisselend. Onderweg was het redelijk druk omdat een tour-operator een blik Duitsers had openge-trokken. Zij trokken er met paraplu een dagje op uit. We hadden er geen idee van waar ze weer werden opgepikt maar waren blij toen we ze niet meer tegen kwamen. Het regende, we hadden al uren gelopen en nergens was een beschut plekje te vinden. Als het aan mij lag, liepen we gewoon door maar Leen dwong, heel verstandig, een pauze af. Rillend van de kou aten we op een steen een hardkek met vis uit een zakje. De afdaling was eindeloos en killing voor de knieën. We waren blij dat we met wandelstokken liepen. Desondanks gleden we met enige regelmaat door alle nat-tigheid uit. Achter de waterkrachtenergiecentrale aten we chocolade en zagen aan het loch Kin-lochleven liggen. We volgden min of meer de buizen die vanuit de waterkrachtcentrale dwars door het natuurgebied naar beneden liepen. Kinlochleven was het eerste dorpje op onze route waar we geld konden pinnen. Zodra we de tent op een lullig kampeerterreintje naast een soort fabriek had-den opgezet, liepen we het dorp in. In het café was niet druk en ook niet echt gezellig. Maar het was er warm en onze kleren konden weer een beetje drogen. We aten daar iets dat doet denken aan een smakeloze toeristenmaaltijd. Honger maakt rauwe bonen zoet dus wij waren teleurge-steld maar ook tevreden.
Na een dutje in de tent keerden we weer naar hetzelfde café terug omdat er iets van een optreden zou zijn. De plaatselijke bevolking in een zondagse outfit had zich daar verzameld. Een meisje deed een poging om haar vriendinnetje aan een jongen te koppelen. In een ander café deden we “nieuwe vrienden” op. Wande-laars kijken niet zo nauw. Middelpunt van het gezelschap was een klein vrouwtje met ontzettend korte beentjes. Naast ons zat een Schot die voor het leger had gewerkt. Deze oud-militair was tegen de Europese Unie, tegen de euro en een ware Moslimhater. Een rechtse bal die geen weerwoord duldde. We gingen rede-lijk vroeg naar bed.
Dag 8 De laatste dag was een crime. De weg was eindeloos lang, het waaide, het regende en het was ontzettend koud. We staken beekjes over die waren veranderd in woeste riviertjes en bewandelden paden die in beekjes wa-ren getransformeerd. Op eenderde van de route namen we pauze in een oud afgebrand huisje. We aten met tegenzin iets dat leek op de drol die een paar meter verderop lag. Onze verdenking viel op een Belgisch vriendinnengroepje. Het was trouwens opvallend hoeveel papiertjes, zakjes en lege flesjes langs de WHW lagen. ‘Natuurliefhebbers’ verknallen respectloos de natuur. Aan het einde van de lange slingerende weg kwamen we in een stukje bos en tenslot-te bij een info-huisje. We hadden de helft erop zitten. Terwijl we onder het af-dakje een sigaretje rookten kwam we onze vriendin uit Kinlochleven tegen. Ze maakte deel uit van een vrij grote groep wandelaars die nogal veel drukte maakte. We besloten hen te ontlopen door direct weer verder te gaan. Vol-gens de kaart zouden we een uitgestrekt bosgebied doorkruizen maar een zware storm had zoveel bomen geveld dat het bos grotendeels preventief ge-kapt was. Hierdoor zagen we recht voor ons wel de Ben Nevis in nevelen gehuld liggen. Even later kwamen we alsnog in een prachtig bos vol venijnige klimmetjes. De verschillende schakeringen groen waren betoverend en maak-ten een hoop goed. We waren inmiddels door de onophoudende regen door-weekt maar niet ver van de camping vlak voor Fort William verwijderd. Straks zouden we lekker in ons tentje bijkomen van een vooral mentaal zware dag.
Wat wij toen nog niet wisten was dat in Fort William een Mountain Marathon gaande was. Aan dit festijn deden 2300 bikers deel die allemaal in Fort William sliepen. Op de camping was geen plaats en ook wildkamperen was onmoge-lijk. Vooral omdat het keihard regende en het lopen langs een autoweg saai was, was het mentaal een hele omscha-keling. Aan het officiële einde van de WHW werden we door onze Engelse vrienden hartelijk begroet en een piper bespeelde de doedelzak. Waarschijnlijk omdat ik moe was, sprongen spontaan de tranen in mijn ogen. Ook de B&B’s waren allemaal allemaal bezet. We besloten daarom naar het station door te lopen en het boemeltje naar Glasgow te nemen. Ongewassen en stinkend van oud zweet vonden we een plekje in een van de coupés. Tegenover ons zaten vier mensen met wijn en lekkere hapjes. Zij hadden als dagje uit een retourtje gekocht. Één van de dames werd onwel van de stank die wij uitwasemden en kotste in een plastik zakje. De boemel naar Glasgow kunnen we iedereen aanbevelen. Nu pas zagen we hoe fantastisch uitgestrekt het gebied is. Onderweg sprongen kuddes herten weg. De ongereptheid van de bruine okergeel gekleurde natuur was bijna buitenaards.
Na drieëneenhalf uur kwamen we in Glasgow aan waar we een hotel voor overnachting zochten. Wat we niet wisten was dat het Bank Holliday was, een nationa-le feestdag, dus alle hotels bezet waren. Na kilometers te hebben gelopen en tig keer te hebben gehoord dat er geen kamers vrij waren kwamen we in Hotel Marriot aan. Receptioniste Ezsther kon ons ook geen kamer beloven maar deed alle moeite om er een voor ons te vinden. Tenslotte vond ze een hotelkamer in Stepps. Stepps is een dorpje bij Glasgow en we zouden een taxi moeten nemen om er te komen. Eén van Ezsther’s collega’s woonde daar in de buurt en wilde ons er wel naartoe brengen. Het was hartverwarmend hoe deze mensen ons hielpen. Voor de tweede keer die dag schoten de tranen me in de ogen.
Na twee nachten in het hotel in Stepps en een bezoekje aan Glasgow namen we de boot naar huis.
Het was een fantastische tocht met moeilijke momenten en mooie herinne-ringen. De twee mannen op de boot die opvielen door hun typische stemmen zullen we ook niet vergeten. Twee oud-muzikanten die klonken als Tom Waits en Donald Duck. Zij namen de boot om Amsterdam te leren kennen. Maar bovenal bedank ik mijn lieve vriend en wandelmaatje Leen voor dit prachtige avontuur.
Karin D. Moor