Coast to Coast 2, mei 2003
Zaterdag, St. Bees-Cleator (13,6 km)
In Carlisle wachten we op de aansluiting: de boemel naar St. Bees. Op het perron en later in dezelfde trein een stel: een leuke meid en een minder leuke jongen. De treinreis is mooi, een aardig eind pal langs de Ierse zee. We arriveren redelijk bijtijds in St. Bees en dat betekent maar één ding: alvast lopen.
We lopen in de zuidnoord-richting langs de Ierse Zee. Niet lang daarna komen we het stel weer tegen, we halen ze in. Ze doen ook de Coast to Coast. We spreken hen onze verbazing uit over hun geringe hoeveelheid bagage. Maar ja, zij hebben waarschijnlijk aan één slaapzak genoeg. En later, weer onder ons, over hoe zo'n leuke meid met zo'n lelijke vent op stap kan gaan. Paul wijst me erop dat hij ook met een lelijke vent op stap is, waarop ik hem vraag of de parallel tot in één slaapzak wordt doorgetrokken. Eind goed al goed: Paul slaapt toch apart en ik ben niet meer lelijk.
In de verte zien we een groep wandelaars. De eerste kunst is dan om te bepalen of ze jouw kant opkomen of juist niet. Een boer die wie later tegenkomen begrijpt die benadering heel goed. Hij geeft ons, ongevraagd, nauwgezet de posities in loopminuten door van onze medelopers. Maar eerst ontmoeten we de groep die de Coast to Coast in omgekeerde richting doet, dus bijna heeft gedaan! Onder hen een aardig aantal met de leeftijd des onderscheids of ouder. Achteraf hadden we in nog grotere mate onze bewondering uit moeten spreken, die leeftijd en zo'n traject! We kunnen de boer moeilijk verstaan, hij praat dialect. Hij moet dan ook zijn 'barnowl' een paar keer herhalen. Hij wijst ons een broedende uil (!) in een beschut gedeelte van de klifs. Niet lang daarna buigen we af in oostelijke richting en zien de Lakes voor ons liggen. Je begrijpt dan direkt hoe de wolken vastlopen en dat het dan in de heuvels behoorlijk kan spoken.
In Sandwith hebben we een stop bij de pub in gedachten. We vragen een mooie dame, die net twee ijsjes heeft gekocht bij een ijscocar, naar de weg. Ze is bang dat de pub nog gesloten is: ze krijgt gelijk. Maar er tegenover is een bank en we maken warme chocola en eten wat hardkeks. Een oude hond komt voorbij en we geven 'm een kek. Hij neemt 'm in z'n bek en loopt weg. We filosoferen nog wat na over dat tweede ijsje. Het zou voor haar kind kunnen zijn, maar ook voor haar man. We vergeten het haar te vragen als ze ons later met haar auto passeert en even stopt:
Intro
Vorig jaar is er de kennismaking. Van Leen met hiken. En dat bevalt. Maar ook de kennismaking van Paul en Leen; elkaar op een andere manier leren kennen. Tijdens die vijf dagen Coast to Coast hebben we elkaar de koppen niet in elkaar geramd, ook niet de neiging tot gevoeld en dat is voldoende basis om naar een vervolg te zoeken. En wat we kiezen ligt dan wel een beetje voor de hand: het niet afgelegde deel van de Coast to Coast Walk in Noord-Engeland. Dat betekent dus lopen van St. Bees naar Kirkby Stephen en van Glaisdale naar Robin Hoods Bay.
De heenreis
We vertrekken op vrijdag 23 mei 2003. We hoeven weinig meer uit te zoeken en dat reist relaxt. Treinen naar Amsterdam, bussen naar IJmuiden en 's avonds en 's nachts varen naar Newcastle. Vorig jaar aan boord bleven we te lang in de Admirals Pub hangen en moesten het dinerbuffet toen in sneltreinvaart afwerken. Ook weer van geleerd: we nemen nu de tijd en scheppen in alle rust diverse malen. Aan boord veel motorrijders op weg naar het Isle of Man waar races gehouden worden. Dat weten we van een man in een Laverda t-shirt: Paul kan het natuurlijk niet laten hem even aan te spreken. Zaterdagmorgen op het station in Newcastle ponden pinnen, treinkaartje naar St. Bees kopen, kop koffie drinken en nog even in de rugzak rommelen.
The brainchild of Alfred Wainwright, the well-known writer and hill-walker, the Coast to Coast Walk crosses three National Parks, undoubtedly some of England's finest scenery. Starting beside the Irish Sea, you have wonderful walking through the mountains of the Lake District, across the Pennines and down Swaledale. The North York Moors await you and beyond them the east coast.
A second crossing of C2C completed..12 days... Unbelievable weather(1 day of rain only)...2 blisters... Great memories...and more enjoyable than previously as I was able to take in more of the scenery being a little more certain of the navigation.Once I've sorted the journal I'll post my thoughts on the web.
Meanwhile just a quick mention to a new friend who will complete today..
Richard Daniel "SULLY" Sullivan from New York.. 77 Yrs young walking solo and carrying his kit. You were an inspiration when feet got tired.
Alles nog altijd even relaxed tot dat we ons realiseren dat de trein over twee minuten vertrekt. Dat gaat allemaal net goed en we komen tegenover een man te zitten. Nu weten we dat Engelsen graag een praatje aanknopen. Deze heer vormt daar geen uitzondering op, alleen ruikt hij enigszins uit z'n mond. En dat mag je best als een understatement beschouwen. De mond gaat steeds weer open. Paul probeert hem te negeren: helpt niet, hij praat door. Paul biedt hem een Fisherman's Friend aan: slaat hij beleefd af.
Als hij dan toch blijft praten kunnen we het gesprek beter een beetje sturen. En zo leren we over z'n werk, z'n broer, z'n vriendin, z'n vakantiebestemmingen (in ieder geval elk jaar naar Blackpool) en hij woont in Gateshead met almost uitzicht op zee. Gezien zijn verhalen beginnen we een klein beetje aan zijn verstandelijke vermogens te twijfelen. En dan begint het spel: we laten hem, in zijn beleving, in z'n waarde maar toch voor ons de lol. Dat mag, want zo'n stankoffensief verdient compensatie. Nee, hij heeft ons vanmorgen niet almost zien zwaaien op de boot. Nee, hij heeft geen mooie ongetrouwde zussen. En nee, in Engeland zijn niet meer schapen dan mensen: "About 20 million people and 250 thousand sheep".
Waarschijnlijk begint hij nu ook aan onze verstandelijke vermogens te twijfelen of, dat kan ook, aan onze beheersing van de ngelse taal. Want hij gaat over in een soort staccato Engels: "Blackpool yes, Whitby no". "Summer yes, winter no". "Train yes, bus no". Niet lang daarna naar buiten wijzend: "look: sheep". En een paar minuten later. "look: christmastrees". Wie neemt hier wie in de maling?
"Closed indeed, but maybe better for you guys". Fantastisch die moederlijke vrouwen. Maar je hebt er op die momenten weinig aan. De hond komt, we leven inmiddels een kwartier later, ook weer voorbij sjokken. De hardkek nog steeds in z'n bek.
Het is inmiddels avond als we aankomen in Cleator. Weer vragen we de weg, nu aan een jong stel. De vrouw wijst ons de weg in het Engels, wat we niet vreemd vinden. Haar vriend blijkt Nederlander te zijn. Of er een verband is weten we niet, maar in de pub aangekomen blijken ze daar Grolsch op de tap te hebben. Ongelooflijk!! We zetten onze rugzakken keurig in een hoek, maar even later blijkt dat we daarmee de deur naar de keuken geblokkeerd hebben. De kasteleinsvrouw doet een poging om ze verplaatsen, maar dat valt haar vies tegen. Kleine genoegens …..
Haar dochter zit ook in de pub, met een vriendin. De vriendin is net een barby-pop. Prachtig gezichtje, hoog blond, gehakte glazen schoentjes. Ze kan dertien zijn maar evengoed zeventien. Er is druk mobiel telefoonverkeer. Het gaat, hoe kan het ook anders, over jongens. Er wordt wel trouw gerapporteerd aan de kasteleinsvrouw. Die blijkt trouwens een spraakgebrek te hebben en dat in combinatie met alweer dat dialect. Als we koffie toe bestellen ontstaat er bedrijvigheid, ze springt in de auto. Als ze terugkomt vraagt ze of we de koffie met melk willen hebben. We spelen het spel mee: we willen graag met melk!
We vragen aan de bar waar we hier het beste kunnen overnachten. Een friendly bloke loopt met ons mee om ons een slaapplaats te wijzen. De communicatie blijkt niet helemaal optimaal te zijn, want hij brengt ons naar een bed & breakfast. Dat willen we helemaal niet en we laten het tactisch op de prijs afketsen. De man van het bed & breakfast is een uiterst shabby persoon en het is er een sjofele bedoening. Hij moppert dat hij in maanden geen gasten heeft gehad, waar wij ons iets bij voor kunnen stellen. Het wordt dus wildkamperen. Net als we ons tentje willen opzetten komt er een man met een hond langs. Hij zegt dat de eigenaar van het weiland niet altijd even vriendelijk is en verwijst ons up hill, naar het Blackhow Wood. Tijdens het gesprek wat volgt krabt hij zichzelf ongegeneerd aan z'n ballen en vertelt dat hij op de heuvel een monument heeft gemaakt voor twee overleden collega's. Hij werkt op de
kerncentrale in de buurt: Sellafield. Hijzelf heeft ook al een hersenoperatie ondergaan en we worden een beetje triest bij het idee dat mensen hier om het werk blijven, ondanks de grote risico's. In Blackhow Wood gaan we van het pad af omdat we een geschikte plek voor de tent zien. En wie staan daar ook: jawel hoor, de leuke meid met de lelijke vent. De verkeerde van de twee steekt z'n kop uit de tent: "oh, it's you guys".
Zondag, 25 mei 2003 Cleator-Seatoller (31,2 km)
We breken eerst op, ontbijten met koffie en hardkeks in de zon en vervolgens is het gelijk buffelen. De heuvel op! Bovenop zien we het verse monument van de ballen-krabber, wat in deze contreien steevast stapels stenen zijn. Sellafield is goed te zien maar ook een fantastisch uitzicht op zowel de naderende Lakes als achter ons de Ierse zee. We lopen lekker en bereiken aan het einde van de ochtend Ennerdale Bridge. Daar is weinig te doen, we kunnen nog net een kop koffie kopen. Het is zo'n doordruk-koffie gedoe en hoe ik het voor elkaar krijg weet ik niet meer, maar mijn drab bedekt na een kortstondige pisboog de gehele tafel. Paul gaat eens even kijken of hij wat te eten kan ritselen en verdwijnt, een beetje vreemd, in het postkantoortje. Wat hij met de dame van het kantoor gedaan heeft is volstrekt onduidelijk, maar hij komt terug met door haar gemaakte sandwiches. Kijk zo'n jongen kun je om een boodschap sturen. We lopen langs de zuidkant van Ennerdale Water en merken dat het zondag is. Relatief veel wandelaars, kinderen en picknicks. Prachtig deze loop langs dit meer.
Daarna door Ennerdale Forest, recht toe recht aan lopen, we maken nu kilometers. Met een sprintje door een doorwaadbare plaats (ford) in de River Liza bereiken we de Black Sail Hut, een jeugdherberg. Prachtig, werkelijk in het midden van nergens. We overleggen of we hier blijven overnachten of dat we nog over de heuvels gaan, het is zo'n vijf uur in de middag. In de herberg ontmoeten we een meisje wat alleen een tocht doet. Zij heeft het over de momenten van afzien waarop ze wel gezelschap kan gebruiken, wij denken meer aan de fysieke risico's die je loopt als je alleen bent. En tijdens de volgende uren krijgen we al gelijk: zowel Paul als ik verdwijnen tot aan de knieën in gaten in de moors. Bovendien raak ik m'n evenwicht bij het oversteken van een stroompje kwijt en eindig, nog fortuinlijk, op handen en knieën in het water en op de stenen. Dit betekent natuurlijk dat we zijn gaan lopen. Niet lang daarna zijn we het spoor bijster, letterlijk. Normaal gesproken volg je een pad of spoor, wat je soms wel eens kwijt bent, maar het meestal weer terug vindt. Zo niet nu in de moors. Dat betekent klimmen via de heuvels zelf, een pad zien we niet meer. De hellingen zijn supersteil en we moeten regelmatig even stoppen om op adem te komen.
We houden moeite om onze route te bepalen. De GPS van Paul brengt geen uitkomst want de coordinaten komen niet overeen met die op kaart. Een les voor de volgende keer. Dus op richting, gevoel en ook een beetje kaart bereiken we na een even stijle afdaling uiteindelijk Honister House aan de andere kant van de heuvels, ook een jeugdherberg. We hebben dan ongeveer vier uur over vijf kilometer gedaan en het is ongeveer negen uur 's avonds. In de herberg hebben ze net het eten op en zitten lekker aan de wijn. Voor
ons geen plaats, zelfs niet op de vloer. In Seatoller, nog een uurtje lopen, is een camping. We besluiten het daar maar gaan te proberen. De camping blijkt een weiland met een kraan te zijn, maar in dit stadium
vinden we alles best. Tentjes opgezet en Paul gaat zich melden bij de boer. Die is er niet en Paul doet de zaken met de boerin. En ja hoor, uit haar privévoorraad weet hij voor een schijntje twee blikjes bitter los te
krijgen. Het raadsel wordt dus steeds groter: zou Paul net zolang blijven tot hij heeft wat hij wil? Of zet hij op
voortvarende wijze charme om in voedsel of bier… Maar dat is terugkijken, want op dat moment zijn die bitters zijn wel heel, heel welkom. Feest! We drinken ze tijdens het diner: nasi saté en daarna spaghetti bolognese. Want aan één maaltijd uit het militair arctisch pakket hebben we nog niet genoeg. We vragen ons wel af hoe die jongens dat doen op oefening rond de poolcirkel!
Maandag, 26 mei 2003, Seatoller-Grasmere (15,2 km)
Maandag. We hebben een behoorlijke meur gemaakt en vertrekken relatief laat, ik schat om een uur of negen. Al vrij snel zijn we in Rosthwaite, waar we melk, sandwiches en flap-jacks (met havermout) kopen. Er is daar veel bedrijvigheid, achteraf blijkt dat we nu de Coast to Coast lopers die zaterdagmorgen in St. Bees zijn vertrokken hebben ingehaald. Als we na wat kilometers al pittig gaan stijgen zien we een grote groep lopers ons langzaam inhalen. Zij gaan sneller, geen grote rugzakken. Eén hele spontane dame in hun midden, zonnebril, kraakwit hemd en lopen als een kievit. We vragen haar hoeveel hemdjes ze bij zich heeft, want zo wit, dat kan haast niet. Dan een heel pittig stuk van de loop, nou ja met lopen heeft het niets meer uit staan. Klimmen, en niet ongevaarlijk. Bovenop de Greenup Edge is er de beloning, een fantastisch uitzicht over the Stonethwaite Valley. De rest van de loop valt mee alhoewel de afdaling niet echt gemakkelijk is.
Vanaf de eerste ontmoeting met de groep, die inmiddels aardig uit elkaar gevallen is, zijn er regelmatig 'rendez vous'. Het is net de Route Soleil in Frankrijk, je haalt regelmatig dezelfde mensen in. Beetje overdreven deze vergelijking, want we praten hier over vijftien mensen. Waarvan we dan ook nog eens de hoofdmoot spreken. Minder leuk is dat we steeds moeten uitleggen dat we geen Duitsers zijn. Althans, wij
willen dat uitleggen! Het witte hemdje zien we ver voor ons over de heuvels verdwijnen. We bereiken bijna Grasmere en we weten dat daar geen camping is. Toch zien we tenten staan en dus, is de redenatie, kunnen wij daar ook vast staan.
We weten het terrein kruip-door-sluip-door te bereiken. Een man spreekt ons aan, we vragen hem of we hier de tentjes op mogen zetten. Het blijkt om privé-terrein te gaan en de man, van onze leeftijd, maakt duizendmaal excuses, legt uit dat het om een familiebijeenkomst gaat, zegt dat het asociaal is, maar dat z'n moeder het niet goed vindt (!) en dat wij er dus niet mogen staan. Bij het verlaten van het terrein komen we moeders zelf ook nog tegen, we begrijpen nu waarom zoonlief ontzag voor haar heeft, een autoriteitje. Ze heeft ook heel goed door dat wij niet via een normale manier haar land hebben betreden. We zijn nu even twee hele stoute jochies! Grasmere is een leuk druk bezocht plaatsje. Het waarom laten we bewust aan ons voorbijgaan, benen strekken met een pint in de hand ligt meer in onze belevingswereld. Maar heel bijzonder, we moeten moeite doen een pub te vinden. Hadden we 'm niet gevonden dan waren we er zelf één begonnen, maar die overmoed hoefde niet bewezen te worden. We wachten tot het zes uur is, want voor die tijd geen barmeals! Nou is dat geen straf, want het is gezellig druk, ook met lopers en voor zessen wordt er gelukkig wel getapt. In de goede zin de buik vol van voedsel en vocht verlaten we Grasmere, op zoek naar een plekje om de tent op te zetten. We vinden een echt perfecte plek (gras, vlak en een beekje) aan de voet van de Great Tongue.
Dinsdag 27 mei 2003,
Grasmere- Patterdale (13,6 km)
We staan op met regen, niet hard maar wel gestaag. Vlakbij staat een hutje, wat we gebruiken om de rugzakken in te pakken en te ontbijten. Zo te lezen zijn we niet de eersten die er dankbaar gebruik van maken. Maar ja, op een gegeven moment ontkomen we er niet meer aan: er moet gelopen worden. Lastig hoor, want het is niet koud maar de regenjassen moeten wel aan. Vocht aan de buiten- en de binnenkant! We lopen op zich wel lekker, de route is redelijk duidelijk en geen moeilijke klim-men of afdalingen. Weinig ontmoetingen, we zijn de fellow-walkers ver voor. Wel wat tegenliggers, met name groepjes jongeren die onder leiding van (ex)militairen de heu-vels in gaan. We zijn al redelijk bijtijds in Patterdale en alhoewel we nog wel verder kunnen besluiten we daar te blijven. Beetje rustig aan doen, spullen laten drogen en het niet laten aankomen op een twijfelach-tige overnachting. En een douche kunnen we inmiddels ook wel gebruiken. De cam-ping ligt fantastisch, uitzicht over het meer. De dame van de ontvangst herkent ons als Nederlanders, maar haar grandfather was dan ook Dutch. We zijn we blij eindelijk eens geen Germans te zijn. We ontmoeten Mark de Friendly Lunatic die in elk voorbij-gaan wel een praatje maakt. En hij gaat nog al eens voorbij!
We gaan beurtelings douchen, de ander op wacht. Maar als de heren dan eindelijk met frisse luchten, schone onderbroeken en het haar vol brillantine klaar staan om naar het dorp te gaan, is daar een groot 'neeeee he' moment. Vanaf de camping zien we de rookwolken recht opstijgen van boven de pub……..De brandweer is er al en we proberen van deze afstand te bekijken hoe de brandweerwagen zich positioneel verhoudt tot de pub. Dat oogt bemoedigend, we zien dat er auto's tussen de brandweer en de pub rijden. Toch zijn we niet helemaal gerust, maar een half uurtje later blussen wij ons eigen brandje met een vette pint!! Het bleek een schoorsteenbrand aan de overkant van de pub te zijn.
Iedereen druppelt binnen en Paul wordt aangesproken door een mooie vrouw. "Jemig Paul wie was dat nu weer"? "Ja, dat was het witte hemdje met de zonnebril". "Meen je dat nou?" "Ja echt!" "Jeetje, ongelooflijk wat een stuk man!". "Ja, lelijk is ze niet". Ze heet Jane en ze zit bij ons aan tafel. Maar niet lang, want ze eet met de groep waar ze vandaag mee liep Ze excuseert zich keurig en verdwijnt. Even later praten we met John en Andy, bijna afgestudeerde studenten. Andy studeert voor forensic detective en houdt van Coldplay en Turin Brakes. De laatste heeft hij in Amsterdam gezien….Dat wordt nog heel gezellig en de mannen bieden ons een lift aan. M'n plaats kennende met zoveel bier op probeer ik rechtsvoor in te stappen, maar stuit op overwegende bezwaren van John, die z'n plaats als bestuurder claimt. Veels te laat worden we voor de tent afgezet.
Woensdag 28 mei 2003, Patterdale-Shap (25,6 km)
Een beetje minder hadden we kunnen drinken en iets langer hadden we kunnen slapen. Maar vooruitkijken is veel beter, al worden we daar ook niet echt vrolijk van: acht kilometer alleen maar stijgen. Acht kilometer! Voorzichtig zoeken we onze weg in de mist en dat gaat vooralsnog goed. Het is hier wel heel apart, er zijn momenten dat we helemaal niets meer horen: geen verkeer, geen vliegtuigen maar ook geen enkel dier. Mist en een doodse stilte: bestaat de rest van de wereld nog wel? Op Satura Crag blijkt, als Paul de richting controleert, dat we noordelijk lopen terwijl we naar het zuiden moeten! Hoe dat kan snappen we niet, wel dat we weer terug moeten naar het punt waar we nog goed zaten. Het is hier dat we er niet in slagen om zelf de juiste route weer op te pikken. Achteraf hebben we onterecht een pad gevolgd en hebben we de kaart niet consequent gevolgd. En dat is precies 'the tricky thing': kilometers volg je paden of sporen en dat gaat allemaal goed. En dan zijn er, pats, momenten waarop je uitsluitend op je kaart moet vertrouwen….. We verliezen veel tijd, maar dat betekent ook weer dat er medelopers aankomen waar wij bij aan kunnen pikken. Als we het hoogste punt, Kidsty Pike, bereiken ontstaat er onder de medelopers een soort van euforische stemming. Het lijken wel bergbeklimmers die de top hebben gehaald. Rare jongens die, ja wie…..
Wat we in uren aan hoogte hebben opgebouwd, breken we zeer rap weer af: we dalen in notime af naar het Haweswater reservoir, een stuwmeer. In de afdaling glij ik uit en kom ruggelings neer met m'n arm onder me, een hand nog in de lus van de wandelstok eveneens onder me. Paul trekt me overeind, het valt gelukkig allemaal mee. Een paar schaafwonden en een kromme wandelstok. Paul schiet ook nog een keer uit de bocht, maar breekt z'n val door z'n schouders tegen de rotsen in de bocht te plaatsen. Ook de rots heeft niets.
Aan het meer pauze, lekker lunchen in de zon met keks en blauwe kaas, life ain't that bad! Daarna een prachtige wandeling langs het meer, er worden nu weer kilometers gemaakt. Na zo'n tweeeneenhalf uur is het tijd voor onze stop. Een beetje laat, normaal hanteren we na de eerste stop (die op zo'n drie uur lopen kan liggen) twee uur lopen en dan rust. Een mooie gelegenheid om eens te spiegelen met andere lopers. Maar degenen met minder gewicht lopen langer door, blijkt al snel. En dus worden we door veel bekenden ingehaald, op het laatst door Martin en, ja daar is ze dan eindelijk, Jane. We vinden het alle vier leuk om met elkaar op te lopen en dus passen wij ons aan. Want Jane loopt niet alleen fraai, maar ook zeer snel. Daarmee is Paul, als snellere loper, ineens veroordeelt tot kaartdrager en kaartlezer. Jane signaleert de switch, en het daarmee gepaard gaande overleg en wil weten (ze vraagt of we omstebeurten kaartlezen) hoe het zit. Ik vertel het haar zoals het is. We hebben mooie momenten met vermeende bulls in de weilanden, discussies over wanneer afsnijden cheating is, Paul die Jane ondersteunt na weer een lastige overstap, het beurtelings openen van die hekken. Jane die Martin vraagt ons te entertainen, zelf verhaalt over de hoogste snelweg van England en probably also the highest railway. Achteraf had ze dat van haar vader.
Een verhaal over Shap Abby hebben ze, desgevraagd, niet. Toch wel intrigerend, restanten van een grote oude kerk in een heel klein plaatsje. Maar de aankomst in het echte Shap, ons eindpunt voor vandaag, interesseert ons eigenlijk meer. En zo ook Jane en Martin, we gaan op de foto bij de binnenkomst van Shap. Paul en ik staan er op omdat we, volgens Jane, look like serious walkers! Ze, Jane en Martin, gaan nog mee een pint pakken in de pub, waar blijkt dat wij in de tuin onze tent kunnen opzetten!
Jane rookt een sigaretje van me en we hebben het gevieren nog eens even over de tocht van vandaag. Ze spreekt spontaan een oudere Engelsman aan en we krijgen een mooi verhaal te horen. Meneer lustte wel een borrel, maar daarbij speelden twee lastige kwesties: hoe hou je dat al die jaren vol en hoe kom je veilig thuis? Nou zat hij meer met het eerste punt en z'n vrouw meer met beide punten! Hoe het precies ging weet meneer ook niet meer, maar op een gegeven moment heeft hij een blackout en wordt vervolgens in het ziekenhuis wakker. Hij blijkt niet gereden te hebben, maar in de pub de vloer te hebben gezocht. Diagnose: hartklachten. Tja en dan mag je natuurlijk niet meer autorijden, dus rijverbod op grond van hartklachten!! Meneer vermoedt ernstig gepakt te zijn. Het aandeel van z'n vrouw is niet bekend, maar het vermoeden is sterk. Hij beweert inmiddels weer kerngezond te zijn, maar mag officieel nog steeds niet rijden! Dat Shap Abby niets meer is, is aan Cromwell te danken. De weten-schappelijke onderbouwing ontbreekt, maar we geloven onze hartpatiënt. Jane kaartte dat dus toch nog maar even aan, maar ik denk dat ze ook niet zat te wachten op een verhandeling over de eerste wc's in Shap Abby. Want die richting ging het wel op.
Jane maakt afspraken met Martin voor de volgende ochtend, ze concludeert dat ze ons niet meer zal zien. Dat blijkt te kloppen, helaas…… We nemen afscheid en we nemen nog een pint. Met two pints in the belly blijkt de tent nog steeds goed op te zetten te zijn. Even later zitten we in het eetgedeelte van de pub. De Gang of Four zit er ook: "you guys had so much fun, we did hear you constantly laughing behind us in the hills!" En dat is leuk te horen, temeer daar we het ons zelf niet zo zeer bewust zijn. Maar wel waar, we zien af maar hebben ook een hoop lol! Naast ons zit een familie gezellig de verjaardag één hunner te vieren met een spelletje domino. Leuk, alle leeftijden verzameld. De bobs zijn dames, huge maar toch met heupbroeken en strings. We nemen nog een paar whisky's en nokken af.
Donderdag 29 mei 2003, Shap-Kirkby Stephen (33,6 km)
De pub is om zes uur 's morgens nog dicht. En de achtertuin van de pub is niet voorzien van sanitaire gemakken. Maar Paul wil z'n dagelijkse routine niet doorbreken en gaat op zoek naar een geschikte afhurkplek. Kost een kwartiertje maar dan heb je ook wat. Dan blijkt er, als we de route oppikken, op twee minuten lopen een openbaar toilet te zijn. Paul laat zich niet kennen: de voorbereiding is de helft van de lol!
We zijn de medelopers ver voor, maar we moeten ook wel. We moeten op tijd in Kirkby Stephen zijn om de bus te halen die ons alvast een stuk richting Glaisdale, het startpunt voor morgen, brengt. Dat moet overigens in gedeeltes. We kunnen vanavond niet verder dan Darlington komen. Maar zover is het nog niet, eerst nog een lange maar mooie tocht over lang glooiende heuvels. Ideaal om onze positie te bepalen: de achtervolgers liggen nog ver achter ons. Rond het middaguur pauzeren we op een heuveltop en zien van heel ver de Gang of Four naderen. De Gang is uitelkaar gevallen, één van de dames loopt heel moeilijk. Op de splitsing met de afslag naar onze heuveltop gaan ook zij rusten. Wij verbinden daar pas conclusies aan als we ze kort na onze bezetting van een terrastafel in Kirkby Stephen van de andere kant zien binnenkomen. Serious cheating is één ding, het verbergen een ander! Want achter ons zaten ze na de rustpauze absoluut niet meer.
Paul krijgt geen geld uit de automaat. Dat moet aan Joke liggen, die kan namelijk ook goed pinnen. Gelukkig lukt het mij wel. De bus die ons naar Barnard Castle brengt blijkt een Volkswagen Transporter te zijn, waarmee het persoonlijk contact met de chauffeur gewaarborgd is. Een genoeglijke rit volgt totdat hij ontdekt dat we op deze manier de aansluiting naar Darlington gaan missen. Hij gooit het gas erop, wij controleren onze gordels. Daarmee zijn we er nog niet, want de buschauffeur die ons naar Darlington brengt kan nog harder. Echt niet leuk meer, maar ik ben de enige die er last van heeft. Want Paul z'n ogen vallen halverwege de rit dicht en hij brengt momenten van levensgevaar knikkebollend door.…..Ook de eerste geografische verkenning van Darlington is voor mij: hij wordt wakker als de bus stopt.
We zwerven rond in de stad op zoek naar een pint en een warme maaltijd en belanden bij Yates. Een kruising tussen een grandcafe en McDonalds, niet onaangenaam. Precies op tijd zijn we uitgegeten, Yates verandert in een discotheek. En dat is lastig met een rugzak. Een geschikte plaats voor de tent vinden we niet en kiezen uiteindelijk voor een bed & breakfast. Uithangen wat drogen kan, douchen en slapen in een echt bed!
Vrijdag 30 mei 2003, Glaisdale-Robin Hoods Bay (32 km)
Vroeg uit de veren treinen we naar Glaisdale. Het weerzien van het stationnetje, onze vorige loop eindigde daar, is leuk en vreemd tegelijk. Raar dat je daar iets afsloot en nu je er weer staat het toch afgesloten blijft. De route van vandaag belooft veel, de loop van een riviertje, bos, serious moors en uiteindelijk de Noordzee. Het echte werk begint na Grosmont, drieendertig procent stijgen en het is ook knap warm geworden. Veel zweten en veel drinken. Midden op de moors zijn filmopnamen aan de gang. Paul ziet een kans om de watervoorraad aan te vullen en staat even later oog in oog met Onslow, een type uit de televisieserie Keeping Up Appearances!
Niet veel later krijgen we een schitterend uitzicht op de Noordzee en voor mij begint nu het grote lijden. Want een warme hap en een kort slaapje, gevechtsmeur in Paul's jargon, hebben de grote malaise niet opgeheven. Frustrerend is ook dat de route Robin Hood's Bay in een grote boog benadert, terwijl je op de bordjes ziet dat het nog maar een paar miles is. En alle vering is uit de voeten, elke stap doet zeer en de rugzak weegt twee keer z'n gewicht. Paul deelt vaker snoep uit en stelt allerlei prettige dingen in het vooruitzicht. Daar kan ik dan toch wel weer om lachen, want hoe pep je je maatje op? Een schop onder de kont is niet gepast, krachttermen werken niet en voor mietje uitmaken is ook geen oplossing. Wat ook helpt, we zijn dan vlakbij Robin Hoods Bay, is om andere mensen te zien die het moeilijk hebben. Want daar wil je niet bij horen en dus zet je je beste beentje voor. Wat maar weer bewijst dat het grootste gedeelte van de misère tussen je oren zit. In Robin Hoods Bay aankomen is fantastisch, een heel leuk plaatsje. Maar voor sightseeing is geen puf meer, althans bij mij niet meer. Paul gaat nog wel z'n uit St. Bees meegenomen, steen in de Noord-zee dumpen. Verder houden we het bij het uitzicht op de Noordzee, vanuit de pub die er pal op staat. De camping is gelukkig niet ver, we staan midden tussen de gezinnen. Ik vraag een Engels jochie aan welke kant van de tent hij slaapt. Hij onderkent de importantie van deze vraag en antwoord mij beleefd. Toch verrast hij mij met dezelfde tegenvraag. Daar denk je in een éénpitter niet over na, maar hij neemt genoegen met het 'tonight on the left side'.
De terugreis
We bussen naar Middlesbrough via Whitby. Mooie tocht, veel te zien onderweg. We belanden in een fraaie intercity en rond het middaguur zijn we in Newcastle, ruim op tijd om nog even naar de Tyne te lopen. Het lukt Paul weer niet om te pinnen, wat is er mis? Op de boulevard is het gezellig druk en we gaan er eens rustig voor zitten. Na een paar pints en veel te veel mooie vrouwen besluiten we dat het beter is om bij het station te wachten. Pure zelfbescherming, hier worden we gek. Zolang wachten we niet eens voor dat de bus komt en we mengen ons tussen de minicruisers. We zijn blij om aan boord uitgebreid te kunnen douchen. Bovendien tijd voor de door ons zorgvuldig schoongehouden broeken en overhemden! Man wat een kereltjes! Dezelfde kereltjes maken de laatste ponden op aan boord en zo te zien zijn we niet de enigen. In Amsterdam blijft Paul's pinpas haperen, gelukkig is die van mij ook in staat om een enkeltje Brummen uit de muur te trekken.
Leendert P. Bakker, juni 2003
.