Intro
Zomer 2006, terug van de Pyreneeën. Voor Millau zien we bizarre rotsformaties en een ruige natuur. “Jemig Karin, hier moeten we gaan lopen”! En dat gebeurt begin oktober 2007. We lopen over de Causse Méjean, een hoogvlakte aan de rand van de Cevennen, ten oosten van Millau, Frankrijk. Ingeklemd door de diep uitgesleten rivieren Tarn en Jonte.
Causse Méjean
This huge limestone plateau is an integral part of the Grands Causses. The Causse Méjean is the highest plateaus caussenards with an altitude ranging from 800 m to 1247 m at Mount Gargo. The area of the plateau approaching 34000 hectares.
Located in France in the Massif Central in Lozère, is surrounded Méjean impressive valleys of the south Jonte, Tarnon, in the east and north of the Tarn and west. It owes its name Méjan which means ‘middle’ in the central position he occupies between Causse Sauveterre north and the south Causse Noir.
The many layers of limestone and dolomitic sediments dating almost all totally Jurassic and rest on the benches of the Triassic sandstone overlying the bedrock hercynien (shale). The thickness of the layers of limestone reached 650 m and up to 1500 m in places. Geologists distinguish between several types of rocks: limestone (strict sense), which can be mass-ity or marl, dolomite, basalt and marl (a few footsteps from the volcanic activity of recent tertiary). The concept of shelf leaves suggest a flat and monotonous. However, the succession of rounded or elongated reliefs and depressions, chaos dolomitic break the monotony. The western plateau, lowest in elevation, is also fragmented deep ravines of several tens of meters.
No water is circulating on the surface of plates: rainwater joins the extensive networks to resurface in karst valleys and rivers feeding the Tarn and Jonte by many resurgence.
Today, the Causses show a landscape heavily amended, deeply inspired by the human footprint, the breeding essentially. On the Méjean, lawns and heathlands boxwood and juniper, sometimes fragmented by black pine plantations, covering the eastern part of the plateau: Causse naked. The vast hilly area covered in dry grassland are not without mentioning steppe landscape, almost deserted.
Yet, we find through these wide open spaces of many rare and remarkable. The western part is more wooded (pine).
Heen, zaterdag 29 september
Het plan is om om zes uur ’s ochtends in de auto te zitten. Dat wordt kwartvoorzeven, maar dan wel met een bak havermout achter de kiezen, strak gepoetste tanden en verse brillantine in de haren. We reizen uiterst voorspoedig, nemen in Parijs stoer de binnenring met nauwelijks oponthoud, regelmatig een bak koffie bij een tankstation en staan om halfzes ‘s middags in Ispagnac. Tien uur en drie kwartier over meer dan elfhonderd kilometer, een acceptabele gemiddelde snelheid.
Tour de Causse Méjean oktober 2007
We logeren daar in Hotel Le Vallon. Kleine kamer, de enige gasten voor deze nacht. Vergane glorie, maar niet duur en het is toch maar voor één nacht. De communicatie verloopt moeizaam, het is wel een vorm van armoede als je je niet goed kunt uitdrukken. De Fransen zelf helpen in de regel ook niet echt. Ook hier zien we ’s hotels Moeder Overste reageren op die paar zinnen van ons die er wel redelijk uikomen: per zin vijf retour met een gemiddelde snelheid van drie woorden per seconde. Ze mag zich absoluut in onze volle belangstelling verheugen: met open mond volgen we haar mimiek, de bewegingen van haar lippen en luisteren naar de klanken die ze uitstoot. We nemen ons weer voor een cursus bij de Alliance Francaise te gaan volgen. Maar weten ook dat dat niet gebeuren gaat.
We eten een warme hap bij de speciaal voor ons opgestookte open haard. Aangenaam.
Zondag 30 september
We besluiten nog een nacht in het hotel te slapen. De omschakeling maken naar een ontspannen schema van niets moeten en alles mogen. Als Karin uitslaapt verken ik Ispagnac. ’s Middags rijden we een stuk langs de Tarn. We zien dat Ste Enimie en Ste Chely du Tarn de moeite waard zijn nog een keer te bezoeken. Pittoreske dorpjes. Bij La Malene steken we de Tarn over en haardspelden omhoog de Causse Méjean op en bezoeken een markt in Meyrueis. Veel lokale producten daar en we stellen vast dat de uienoogst dit jaar goed geweest moet zijn. De plaatselijke bakker houdt het, zo laat in de middag, niet meer vol en is achter zijn kraam in slaap gevallen.
Terug via Florac. We hebben ons daar onbewust een hele vrolijke voorstelling van gemaakt. Ons laten leiden door de naam natuurlijk. Nou, dat valt tegen. Niets te beleven op een zondagmiddag begin oktober. De lach komt terug als we een benzinepomp vinden. Want die zijn spaarzaam in deze regionen en de benzinemeter vertoont een bedenkelijk niveau. Ook de norse pompbedien-de tovert uiteindelijk een lach op zijn gezicht. Een fooi doet wonderen.
Florac verdient onze culinaire investeringen dus niet. Het wordt de pizzeria in Ispagnac. Deze gelegenheid biedt ons tijdens het eten blikken op het wereldkampioenschap rugby. Kijk, zo maak je tevreden klanten.
Maandag 1 oktober
Jaap Saab blijft een weekje bij het hotel, wij gaan definitief stappen. Ontbijten kunnen de Fransen niet, croissantje, paar stukken stokbrood, jam en koffie en daarmee heb je het wel gehad. Hoe ze het daar een uur of vier of vijf op volhouden is een raadsel. Nooit van havermout gehoord. De Engelsen, wandelaars bij uitstek, snappen het wel. Porridge.
We stijgen gestaag en lopen langzaam de wolken in. Het pad is over honderden meters bezaaid met tamme kastanjes. Vergelijk dat maar eens met Nederland. Staat er ergens zo’n boom dan staan er ook jochies met stokken de tukkels er uit te gooien. Op onze route treffen we veel meer paden dan op de kaart staan aangegeven, waarmee we onze weg lastig kunnen vinden. Het smalle paadje naar boven, als afslag op het wat grotere pad, vinden we dankzij een remspoor van een mountainbiker. Anders was het ons niet opgevallen. Mountainbikers zijn rare jongens. De hele wereld probeert remsporen te verbergen, zij niet. Maar in dit geval zijn we er wel blij mee.
Boven belanden we in dichte mist. Het kompas moet er al snel bij en er staan hier en daar markeringen. De kloof aan de oostkant is ook een goede indicator. Daar blijven we liever een beetje bij uit de buurt. Maar je merkt het aan de donkere kleur van de mist en een andere, vreemd soort, stilte. In de mist doemt een silhouet op. “Shit Karin, daar loopt een raar beest”. En even later: “Kutjeknor, het is een dromedaris”. Het blijkt een kunstobject van dik ijzerdraad te zijn. Erg vervreemdend allemaal. Niet lang daarna pakken we de officiele Route de Pays over de Causse Mejean op. Het blijft lastig oriënteren. En we balen als een stekker, we weten gewoon dat we in een stuk prachtige natuur lopen, maar we zien er weer eens geen donder van.
Als we een oude melkcontainer zien opdoemen concluderen we dat we in de buurt van La Chabassude, een viertal donkere stipjes op de kaart, moeten zijn. Even later, om een uur of zes in de avond, komen we een stuk gras tegen en we bedenken ons geen twee keer. Opzetten die tent, hier gaan de haringen nog redelijk de grond in. Als ik even later op verkenning uit ga, blijkt La Chabassude op nog geen vijftig meter afstand te liggen. De boerderij is verlaten en de gebouwen staan langzaam te vergaan. Een typisch Causse Mejean verschijnsel. Het was lastig overleven voor de boeren hier, ’s zomers verzengende hitte, ’s winters barre kou.
Dinsdag 2 oktober
Als de mist ’s morgens heel even verdwijnt zien we inderdaad dat we op een prachtige stek staan. Maar we mogen er niet lang van genieten, een paar minuten later is het zicht weer beperkt. Ook nu is het weer lastig orienteren. Zeker als we een keus moeten maken, de gemarkeerde route volgen of de route op de kaart. We kiezen, comme il faut, voor het eerste. Daarmee begint een lange tocht langs een omheining die ook al niet op de kaart staat. Na een kwartier beseffen we dat als we nu de markeringen niet meer vinden, we een uitdaging hebben. We weten namelijk niet meer precies waar we zijn. Bij het afwijken van de route op de kaart hadden we eigenlijk gelijk met het kompas moeten volgen in welke richting we ging en. En ook gelijk het aantal gelopen meters in die richting berekenen. Je doet dat niet omdat je niet bent ingesteld op een dergelijke omvangrijke omleiding.
Daarmee is bij de eerste stop, ontbijt, de stemming toch wat minder. Het vooruitzicht om vijf, zes dagen in de mist te lopen heeft ons te pakken, we weten alleen globaal waar we zitten en het water is bijna op. Maar tien minuten later keren de kansen. We zien een boerderij liggen en weten dat we bij Villeneuve zitten. Dan verdwijnt de mist ook helemaal en dat voor de rest van onze tocht.
We vragen in Villeneuve om water en een groezelige vent verwijst ons naar boven. Wij denken hogerop in het gehucht, maar als we het erf aflopen blijkt hij de trap naar het woonhuis te bedoelen. Moeders, met haren op haar kin, zit piepers te jassen terwijl Karin achter haar rug water uit de keukenkraan staat te tappen. Groezel houdt een oogje in het zeil en ik een oog op Groezel. Moeders vraagt nog of we een tractor gehoord hebben. Hebben we niet en ze kijkt bezorgd. Er dwaalt klaarblijkelijk nog een familielid in de mist. Of ze moet erg aan de tractor gehecht zijn.
Bij Nimes Le Vieux stijgt de beleving per geklommen meter. Dus zijn we blij dat we de hoge route hebben genomen. Het is pas twee uur, maar de plek is met z’n bizarre rotsformaties zo bijzonder en zo zonnig dat we even overwegen hier maar gewoon te blijven, lekker in de zon te liggen en het tentje op te zetten. Maar we beperken ons tot een lange stop en laten de slaapzakken drogen. Het was zweten vannacht.
We besluiten niet af te dalen naar Meyrueis. Een beetje jammer vind ik dat wel, ik heb me in stilte verheugd op de Franse Chinees aldaar. We blijven dus op de Causse waar het inmiddels bloedheet is geworden. We moeten weer aan water zien te komen en lopen een Centre Equestre binnen. Nergens een paard of mens te zien, maar er komen wel twee luid blaffende honden op ons af. Die zien het niet zitten om op onze wandelstokken gespietst te worden, dus druipen ze weer af. Verder niemand. We voelen ons een stel insluipers, maar een veroordeling voor het stelen van water riskeren we graag.
Niet lang daarna vinden we even ten westen van de boerderij La Citerne een prima plek voor ons tentje. Op een berg met fraai uitzicht, aan de rand van een wei met paarden. De eigenaar komt langs om z’n beesten te controleren en vindt het prima dat wij daar staan. Hij vraagt ons nog of wij voldoende water hebben. Dat kunnen we bevestigen, maar voor alle zekerheid biedt hij ons aan om eventueel een stuk terug water te halen. In het Centre Equestre dus!
En je raadt het nooit: Karin tovert uit haar rugzak een zakje nasi-sate van Adventure Food! Toch Chinees.
Woensdag 3 oktober
’s Morgens staat de zon al gauw op de tent. We zijn blij dat we op de Causse zitten en nu niet eerst weer vijfhonderd meter omhoog moeten. Want de rugzakken zijn redelijk zwaar, we hebben voor vijf dagen eten bij ons, ontbijt, lunch en avondeten.
We genieten nu van de prachtige vergezichten op de Causse. Weids, ver gekeken lieflijk, van dichtbij gezien taai. Kilometers wuivend geel gras, als op een steppe. Schitterend.
Langs het pad staat een menhir. Karin constateert dat deze er toch heel anders uitziet dan in Asterix en Obelix. Ik leg haar uit dat dit ook voor de everzwijnen geldt. Als we even later gespot worden door een groep gieren, lopen we in ons eigen stripverhaal.
Niet voor lang, want donkere wolken pakken boven ons samen. We zetten de pas er in en hopen bijtijds in Hielzas te zijn. Dat lukt en als het begint te regenen zitten we onder de overkapping van een terras van een winkeltje bij een kaasfabriek. Maar niemand te
bekennen. Een fraaie plek met uitzicht op de Gorges du Jonte. Als er even later iemand verschijnt gaan we naar binnen om water te vragen. Later bedenken we dat we ook best wat kaas hadden kunnen kopen, geen moment aan gedacht.
Het westelijk gedeelte van de Causse Mejean is bebost. Daar lopen we nu. Een stuk afdalen en daarna weer stevig, heel stevig, omhoog. De luchtvochtigheid is hoog, zwetend als otters naderen we St. Pierre des Tripiers en we zijn ook behoorlijk kapot. We besluiten een shortcut te nemen naar La Bourgarie. Halverwege vinden we weer een mooie plek voor een overnachting. Weids uitzicht voor ons, in de rug bescherming van het bos en rondom strategisch gelegen rotsblokken. De wind pakt ons niet en die met de hagelbuks rondlopende boer vindt ons nooit. Voordat ik nu de link leg met 42 Painfbat, onze jongens in Afghanistan zeg maar, moet eerlijksheidshalve vermeld worden dat de rotsblokken oude balen hooi blijken te zijn. En dat de grond omgewoeld is door wilde zwijnen. Maar met een beetje bijstelling van het vijandsbeeld kom je een heel eind.
Dat je niet kunt blijven bijstellen wordt ons duidelijk als, op het moment dat het tentje staat, we vlakbij toch een geweerschot horen. Een kwartier lang zijn we uitermate alert op geluiden, maar het blijft stil. Langzaam keert onze innerlijke rust weer terug en we maken ons op voor het diner, rijst met kerrie vanavond. Als we dan per ongeluk afgeschoten worden of overlopen worden door een kudde wilde zwijnen, dan maar liever met een volle maag. Rond de klok van acht duiken we het mandje in en maken een strakke twaalfuurs meur. Getuige de verhalen van onze goede vriend Willem is dat niet vanzelfsprekend. Hij bekende in, uiteraard lichte, paniek te zijn geraakt na het horen van onbestemd knorrende geluiden. Opgestaan en op verkenning uitgegaan te zijn bleek het geluid afkomstig uit z’n eigen tent. Waar zijn vriendin Belia lekker lag te slapen.
Donderdag 4 oktober
Vlak voor La Bourgarie komt de herder met z’n schapen naar boven. Zo begin je een dierendag. Uit respect blijven we staan wachten. Dat het respect wederzijds is blijkt snel, de schapen blijven ook staan. Maar het kan ook zijn dat zij in ons vertegenwoordigers van toekomstige- of juist lang vervlogen culturen zien. Ze staan ons in ieder geval schaapachtig op te nemen.
In het gehuchtje is een aardige dame bereid onze waterflessen te vullen en we zijn er weer helemaal klaar voor. Als we ons afval in de langs de weg staande container gooien zien we dat de bodem bedekt is met lege patroonhulzen. We knijpen ons zelf in de handen. Een geweerschot op tweehonderd hulzen is geen gekke score.
Het is weer een prachtige dag en het wordt al gauw weer behoorlijk warm. Karin wordt duizelig en een extra stop is geen luxe maar noodzaak. Bij Roc des Hourtous wachten ons aangename verrassingen. Ten eerste een fantastisch uitzicht over de Gorges du Tarn. En ten tweede een warme baquette met zalm. Nooit verwacht een uitspanning te vinden hier op de Causse. Dan blijkt ook dat Karin gewoon last van de hongerklap had. Of ze loopt gewoon beter op zalm. Want daarna zie ik een ontketende dame. En mezelf tien passen, als Bartje uit Drenthe met z’n vader, achter haar aanlopen.
In de verte zien we op de bergen kale bomen staan. Een verschrikkelijk gezicht. We denken eerst aan luchtverontreiniging en later aan brand. In Montignac informeren we ernaar bij een stel buurtende dorpsbewoners. Het blijkt inderdaad een brand in 2003 geweest te zijn, met verwoestende gevolgen. Over kilometers is het bos afgebrand en is, zoals we later zien, Mas St. Chely maar net gespaard.
Iets voorbij het plaatsje zoeken we weer een plek voor de nacht. Vandaag gaan we echt aan het kokkerellen. We mixen aardappelpuree met gedroogde groenten. Om het hoog vegetarisch gehalte te compenseren voegen we plakken chorizoworst toe. Resultaat: een uiterst smakelijke maaltijd. We hebben het over de maaltijden van Adventure Food en Trekking Mahlzeiten en bedenken dat als je gezellig wilt rommelen, koken kan je het natuurlijk niet noemen, een Globetrotter menuutje voor een volgende keer ook best aardig is. Daar moet je nog wat doen, beetje mixen, beetje roeren en verantwoord wellen.
Het is weer warm ’s nachts. Het tentje ventileert ook nauwelijks, want het is tot nu nagenoeg windstil. Dat betekent zweten in de slaapzak. Maar nu horen we de wind aanzwellen in de bomen en de grote vraag is of- en zo ja wanneer de wind het tentdoek en daarmee de ventilatie in beweging brengt. We luisteren naar de geluiden. Een ervan is wel heel bijzonder. Het is een soort geknor, maar dan van een vliegend beest. We hebben daar een uitgebreide discussie over. Ik denk aan vleermuizen. Maar volgens Karin knorren die niet. Ze zoekt het meer in de sfeer van varkens, of beter op z’n plaats hier, wilde zwijnen. Maar volgens mij vliegen die niet. Maar dan zien we samen de oplossing: dit moeten de Pigs in Space zijn!!
Vrijdag 5 oktober
Als we opstaan worden we verrast met een fantastische regenboog. Helemaal vol, een halve cirkel. Ik stel Karin de vraag of ze gelooft in ‘a crock of gold at the end of the rainbow’. “Mijn grootste schat ligt naast me” antwoord ze. Dat is mijn lieve Karin. En dat terwijl zondige ik wachtte op haar “ja” om dan te zeggen “ga ‘m maar halen dan”.
Als we klaar staan voor vertrek stopt het met regenen. En zo gaat het vandaag door. Zon op onze knar, even later een buitje regen. En met de warmte is het een afweging, nat worden van binnenuit met jas aan, of nat worden zonder van buitenaf door de drips of heaven.
De route is vandaag makkelijk te volgen, het wijst zich bijna allemaal vanzelf. Er is wel een keuze moment, waarin ik Karin overtuig met een “kijk popper, daar staat een caravan, dus zitten we hier op de kaart bij deze ruine”. Denk te overtuigen, want popper vraagt wel enige uitleg van deze ozo logische interpretatie. In een ruine woon je niet, maar je zet er een caravan naast. Dat soort logica. De kaart helpt, het kompas ook, maar gezien het markeringsbeleid van de Franse secties onderhoud routepaden blijft het definitieve bewijs nog een poos uit. Altijd spannend en je ego staat of valt ermee.
Een nieuw buitje dient zich aan en we stoppen even omdat Karin haar jas aan wil trekken. Ik ben het inmiddels aardig zat en wil helemaal niets meer uit- dan wel aantrekken. Nat word ik toch. Een beetje stoer, want als het harder gaat regenen moeten we nog een keer stoppen en gaat ook mijn jas aan. Tien minuten later zijn onze broeken zijknat en we beloven onszelf een schuilmoment. Dat is mooi om naar toe te leven, maar we weten ook dat dit nog minimaal een uur gaat duren.
In Le Tomple is het dan zover, maar het gehucht is beter bewoond dan we nu wenselijk achten. Eigenlijk zoeken we een beetje goed bewaarde bouwval, zoéén waarvan het dak in ieder geval niet op instorten staat. Gezien de bouwstijl is dat moeilijk te beoordelen, ze hebben hier al eeuwenlang de gewoonte om muren te maken met gestapelde vlakke stenen en deze techniek door te trekken tot in de constructie van het dak. Waar we bij zonlicht vol bewondering deze stuctuur bewonderden, is het nu de vraag hoe lang geleden de stenen gestapeld zijn in het licht van een beoordeling van instortingsgevaar. Was Peter Dautzenberg maar hier. Net als we een passend object willen kraken zien we binnen licht branden. Minder geschikt. Uiteindelijk belanden we onder een afdakje van een soort schuur bij een woning.
Naast ons staat een Lada met een knipperend alarm. We kunnen ons nog druk maken over de vraag hoe in godsnaam deze grootheidswaan zich een plek op de tekentafel van de Lada fabrieken heeft verworven. Wie wil deze auto nu jatten? Wij niet, maar we kijken wel verlekkerd naar de mountainbike die ook onder het afdak staat. Zal toch een stuk sneller gaan. Maar de herinnering aan bikers en remsporen verlegt onze blik automatisch naar de grasmaaier. En brengt ons het besef dat we toch echt zullen moeten gaan lopen. Als je met zulke dingen bezig kunt zijn, zit het tussen de oren wel goed. En bij Karin ook met de common sense. Ze besluit over haar natte broek de regenbroek aan te trekken.
Over de vraag of we, volgens plan vandaag voor de afdaling terug naar Ispagnac, het tentje nog een keer op zetten zijn we het helemaal eens. Doen we niet, we stampen in een keer door naar beneden. Al stampende merk ik dat die regenbroek aantrekken best een goed idee was. Nu stroomt het water vanuit mijn doorweekte lange broek rechtstreeks m’n schoenen in. Soppen in het kwadraat.
Het is gelukkig een redelijk makkelijke afdaling, het gaat op zich lekker vlot. Maar het is toch nog een heel stuk en de regen blijft met bakken uit de lucht vallen. Kan dan echt niemand daarboven het kraantje dichtdraaien? De weg kronkelt alle kanten op, alle gevoel voor richting zijn we helemaal kwijt en voor het raadplegen van kaart en kompas nemen we ons geen tijd. Koud! Nat! Als we dan verder beneden zijn zien we onder ons een plaats liggen. En dan slaat de twijfel toe, hebben we nu wel de juiste keuzes gemaakt, zijn we in onze wens zo snel mogelijk beneden te zijn niet kilometers afgedwaald? Nu moeten we wel stilstaan
en verantwoorde keuzes maken. Het kompas laat zien dat het plaatsje noordelijk van ons ligt. Fijn, maar we weten nog niet waar wij staan. Ik probeer Ispagnac in de plaats te herkennen, maar twijfel met de gedachte dat juist nu de wens niet de vader van de gedachte mag zijn. Dan zie ik de knipperende lichten van de Pharmacie. En ik herinner me die in Ispagnac op die plaats gezien te hebben. We zitten goed!
In het hotel ziet Moeder Overste niet eens dat we doorweekt zijn. Ons lijden wordt niet bevestigd. Integendeel, we mogen nu oprechte complimenten in ontvangst nemen. De Causse Mejean in vijf dagen is in haar ogen heel wat. Erg aardig, maar een kamersleutel in vijf seconden ligt meer in onze belevingswereld. Een warme douche! Een uur later zijn wij weer boven Jan en is de kamer beneden alle peil. Een grote natte dampende bende. Maar daar maken we ons, beneden aan de vin rouge et steak au poivre, even niet druk om.
Zaterdag 6 oktober
De terugreis vraagt meer tijd dan de weg heen. Na Lille staat Gent/Antwerpen niet op de borden en we beschikken, uit principe, niet over een Henk Henk. Een groot voordeel hiervan is dat we een rondje Kortrijk doen. Plus een doorsteek naar Doornik over een provinciale weg. Van de bebouwing daar worden we niet echt vrolijk.
We verlaten de snelweg om in Oosterhout een hap te eten. Dat wordt een compleet diner bij Restaurant Monnikhof inclusief Coquilles St. Jacques. Chef-kok Leo van Loenhout komt in een walm van knoflook informeren of het smaakt. Nou dat doet het, we eten hier beter dan in Frankrijk.
Tenslotte
We kijken terug op een prachtige tocht. Uitgestrektheid, stilte, afwisseling, prachtige rotspartijen bij de diep uitgesleten Tarn en Jonte. In het oosten van de Causse Méjean een woest steppe-achtige natuur. Overal vind je uitstekende wildkampeer plekken. En rust, we zijn geen enkele andere wandelaar tegen gekomen. Kortom: een aanrader!
Leendert P. Bakker, Amsterdam Zuidoost, november 2007.