Saint Jacques aux poireaux Pour 4 personnes :
·12 belles noix de Saint-Jacques
·10 blancs de poireaux
·90 g de beurre
·2 cuillères à soupe de crème fraîche
·2 cuillères à soupe de persil haché
·1 gousse d'ail
·1 cuillère à soupe d'huile
·Préparation : 15 mn
·Cuisson : 30 mn
·Repos : 0 mn
·Temps total : 45 mn
1 Lavez les blancs de poireaux. Coupez-les en fines rondelles. Faites fondre 50 g de beurre dans une sauteuse. Ajoutez les blancs de poireaux. Couvrez. Laissez étuver sur feu doux environ 20 minutes jusqu'à ce qu'ils soient fondus et légèrement dorés. Salez, poivrez.
2 Rincez les Saint-Jacques sous l'eau courante. Séparez les noix du corail Essuyez-les délicatement.
Pelez et hachez la gousse d'ail.
3 Faites fondre le reste de beurre dans une grande poêle avec l'huile. Faites cuire les noix de Saint-Jacques dans la poêle sur feu très doux pendant 3 minutes environ de chaque côté. Salez-les et poivrez-les. Retirez-les de la poêle et maintenez-les au chaud. A leur place, faites revenir le corail une minute de chaque côté.
4 Ajoutez la crème fraîche et l'ail haché dans la fondue de poireaux et mélangez. Laissez mijoter pendant 3 minutes sans couvercle.
5 Disposez un lit de poireaux sur les assiettes. Posez les noix de Saint-Jacques et leur corail dessus. Parsemez de persil haché.
6 Servez aussitôt.
Op de GR 34, 37 en 380 in Bretagne
29 augustus t/m 21 september 2009
deel 2 voor deel 1 klik hier...
Dinsdag 8 september: Lannéanou - Huelgoat
De dag begint mistig maar als het zwakke zonnetje doorbreekt, tovert ze een prachtig lijnenspel aan spinnenwebben tevoorschijn.
We verlangen naar een onverhard pad en de schaduw van bomen en zijn als kinderen zo blij als we aan de weg achter de struiken koel verscholen een prachtig beekje ontdekken. Daar tappen we met gebruik van de waterzuiveraar heerlijk, helder water. Zonder gloor en zonder grondsmaak, precies zoals water hoort te smaken. Goddelijk! Helemaal verkwikt vervolgen wij de GR 380 tot we voor het eerst op onze hele tocht hikers tegen komen. Ze zijn met hun derde loopdag bezig en hebben het net als wij zichtbaar zwaar. Hun blote armen en benen zitten onder de schrammen en het verbaast ons dat ze zich niet beter tegen doornstruiken, brandnetels en insecten beschermen. Na een kort gesprek in het Frans vervolgen we onze route. De koperen ploert is meedogenloos. Het is heet, te heet maar als we bij de crêperie van Huelgoat eindelijk die felbegeerde cola kunnen drinken, is het leed al snel weer vergeten. We zijn vlak bij de camping en bovendien is het feest want mijn zusje is vandaag jarig. “Gefeliciteerd lieve Ingrid”.
Dan staat ons de volgende tegenslag te wachten: De municipal waar we zouden overnachten blijkt gesloten. Samen met twee Engelse hippies in een bestelbusje en twee Belgische jongens staan we beteuterd voor de dichte poort. De dichtstbijzijnde camping is pak weg vijf kilometer verderop en we denken erover om een nachtje illegaal op de municipal te gaan staan. We twijfelen totdat de Engelsen ons een lift naar camping “Riviere d’argent” aanbieden. Er is maar plek voor twee: “The Young ones can go by feet”. Die arme Belgen… In de auto schamen we ons. We hebben ons al dagen niet gewassen en een penetrante zweetlucht walmt als een astraal lichaam om ons heen. De Engelsen zeggen zich ook te schamen. We zitten op hun bed dat ze in geen weken hebben verschoond. Het ziet er inderdaad een beetje groezelig uit en ik ken iemand die door dit soort omstandigheden ooit schurft heeft opgelopen. Schurft zijn kleine beestjes die onder je huid kruipen en is super besmettelijk. Bij de gedachte alleen al begin ik spontaan te krabben.
We kunnen er geen genoeg van krijgen en blijven er foto’s van maken; zo mooi! De zon neemt aan kracht toe en vertelt ons dat het opnieuw een hete dag zal worden. En ja hoor, niet veel later kleeft het asfalt aan onze voeten en vals plat voelt als een beklimming van de Ben Nevis.
Leen kent de camping want hij is er al eerder geweest en wijst de weg. “Riviere d’argent”, ooit een goed verzorgde familiecamping ziet er verwaarloosd uit. In de halfopen schuur ontdekken we geweldig mooie oude auto’s. Geen idee wat voor merk of type maar het waren een rode, een zwarte en een blauwe. De hoogtijdagen van de camping leken voorbij. Vermoedelijk is de camping van eigenaar veranderd en in handen van een hobbyist met andere prioriteiten terecht gekomen. We kopen een fles wijn in de verder lege kampwinkel en plannen twee rustdagen in.
Woensdag en donderdag 9 en 10 september: rust in Huelgoat
Dat we de komende dagen niet hoeven te lopen ervaar ik als een opluchting. Ik was duidelijk toe aan lekker lanterfanten. We nemen samen met onze vieze kleren een douche en ruiken weer geciviliseerd. Terwijl een relatief koude wind de was droog wappert, gaan wij richting Huelgoat. We lopen door een sprookjesachtig bos bezaaid met enorme zwerfkeien die door een dikke laag mos zijdezacht lijken. De ravage aan stenen is het resultaat van de woede-uitbarsting van Gargantua. De reus was zo boos op de bewoners van Huelgoat, die hem weigerden te voeden, dat hij hen uit wraakzucht met stenen bekogelde. Even later komen we bij de Franse revolutie terecht. Het verhaal gaat dat een revolutionair, die door het leger van de koning achterna gezeten werd, zich in een grot verschool. Om zijn belagers te verjagen ontstak hij daar een vuur en zette twee pluimen op zijn hoofd. De soldaten zagen zijn schaduw aan voor de duivel en sloegen op de vlucht. Sindsdien heet de grot, hoe kan het ook anders, ‘Grotte du Diable’. We verlaten het mythische bos, doen boodschappen en trakteren onszelf in Huelgoat op een overheerlijke crêpe. In de vroege schemering lopen we ontspannen door het bos terug en genieten van een lichtvoetigheid die bij het wandelen zonder rugzak hoort.
De dag daarop lopen we naar de lood- en zilvermijn in Loc- Maria-Berrien waaraan Huelgoat sinds de 18e eeuw haar bestaansrecht aan ontleent. Rondom Huelgoat is een waterweg gegraven, bestemd om water naar de zilvermijn te voeren. Deze kanalen worden nog steeds gevoed door het kunstmatig meer van Huelgoat. Het functioneert dus nog steeds: Geweldig! We volgen de route langs de kanaaltjes en komen via een omweg in de stad terecht. Met bier en galette vieren we dat we morgen onze tocht hervatten.
Vrijdag 11 september: Huelgoat - Brennilis
Geen mooie doorkijkjes, geen spannende natuur, geen spectaculaire vergezichten niet eens de uitdaging van onmogelijke paden. Wat een ontzettend saaie dag. Met een unheimisch gevoel lopen we langs de Centrale Nucléaire des Monts d'Arrée en het daaraan gelegen stuwmeer richting Camping “Du Lac”. Naast het leveren van koelwater aan de kerncentrale is Lac Saint-Michel tevens een geliefde visstek. Ik vraag me af hoeveel gruwelijk gemuteerde vissen het donkere water herbergt. Ik durf het niet te vragen, op de eerste plaats omdat mijn Frans abominabel ondermaats is, op de tweede plaats omdat ik niets van vissers begrijp. Het is in mijn ogen een sadistisch volkje dat er lol in heeft om levende vissen met haakjes te doorboren om ze daarna weer terug te gooien. Eet ze dan ook gewoon op klzk, dan is het lijden tenminste niet zinloos geweest! En op deze camping stikt het van dit soort gasten.
Grote kans dat de campingbaas ook aan het hengelen is want hij is nergens te vinden. In de luwte van wat struiken zetten we de tent op en lopen we terug richting de kerncentrale waar we een restaurant zagen. Dicht. Het was al niet z’n vrolijke dag en nu moeten we het doen met ons noodrantsoen: Macaroni gaargekookt in couscoussoep. Met kaas peppen we de maaltijd wat op en de koffie daarna is ronduit verrukkelijk. Na een korte avondwandeling kruipen we in de slaapzak.
Zaterdag 12 september: Brennilis - Foret Domaniale du Cranou
Om weer terug te komen op de doorgaande route, moeten we opnieuw langs die foeilelijke Centrale Nucléaire. De gebouwen van gewapend beton staan achter een hoge omheining waaraan camera’s hangen waar we gekke bekken voor trekken: Dan hebben die bewakers tenminste ook een leuke dag. Tot onze verrassing doemt achter het complex plotseling een verrassend mooi landschap op. Overal groeien d’ajonqs en in de verte zien we de uitlopers van de Monts d’Arree en de drie pieken van montagne Saint-Michel. Deze donkere basaltrotsen worden ook wel de "Drie Weduwen" of "Drie Heksen" genoemd. Net als we de 380 meter hoge heuvel willen beklimmen om van het prachtige uitzicht op het natuurpark te genieten, zak ik door mijn knieën. Nu heb ik ooit eerder last van elastieken knieën gehad, maar dat had een heel andere oorzaak. Dit keer zijn het niet de vlinders maar is het een fysieke overbelasting dus we besluiten het rustig aan te doen. “Des temeer kunnen we van dit prachtige landschap genieten schat”. Lopen met knikkende knieën is een vreemde, soms grappige maar vooral ook verontrustende gewaarwording. Je weet nooit wanneer je opgevangen moet worden. Leen loopt naast me als een koene ridder en ziet aan de rand van het bos een mooi plekje om de tent op te zetten.
Het is nog licht en we besluiten eerst de slaapzakken te luchten en een maaltijd klaar te maken. Bij gebrek aan beter wordt het opnieuw macaroni met soep. Om de natuur niet nodeloos in gevaar te brengen, stapelen we stenen om de brander. We zijn net klaar als we de boswachter ontdekken. In klassiek tenue staat hij op twintig meter afstand in korte broek, met hoog opgetrokken sokken, sandalen en een hoed met een veer. We moeten enorm lachen om het pedante mannetje dat met rechte rug zijn blik op de verte richt en ons volkomen negeert. Maar we zijn ook gewaarschuwd. Hij komt terug! Hoewel we nog net niet in het natuurpark zaten, besluiten we voor de zekerheid toch maar een andere plek te zoeken. En zo kwam het dat we ons het beschermde natuurgebied lieten injagen waar je echt niet mag kamperen.
In het donker banen wij ons een weg langs smalle paden tot we diep in het bos door dennenbomen worden uitgenodigd om tussen hun wortels kamp te maken. In de verte blaft een hond, het geluid komt dichterbij en sterft weer af. Ik voel m’n hart in m’n keel kloppen. De wind neemt toe en de bomen kreunen. We houden ons stil, muisstil. De nacht is net zo onrustig als onze benen en al onze ledenmaten doen pijn. Nog steeds bang dat de boswachter ons ontdekt durven we nauwelijks adem te halen. Tenslotte slapen we dan toch in.
Zondag 13 september: Foret Domaniale du Cranou - Landévenec
Diep in het bos? Hoezo diep in het bos! We waren met al dat dwalen in het donker nog geen twintig meter van het pad verwijderd. Maar we voelen ons zelfs zonder ontbijt wonderbaarlijk goed. Zelfs mijn knieën knikken niet meer. Onderweg tappen we uit een beekje vers water. Wat is het toch fijn om met zo’n waterzuiveraar onafhankelijk te zijn. Het weer is prachtig en we genieten met volle teugen. Als we in Faou een kop koffie op een terras kunnen drinken kan ons geluk helemaal niet meer op. Terwijl ik mijn broer Roy bel om hem met zijn verjaardag te feliciteren, doet Leen boodschappen.
Met uitzicht op de zee luchten we ons beddengoed, eten we ovenverse croissantjes en drinken we zacht tintelende lait ribot, een soort mousserende karnemelk. Niet alleen super lekker, maar ook een perfecte dorstlesser.
Langzaam komen we weer dichter bij zee en we staan opnieuw versteld van de mooie vergezichten over land en water. Jammer genoeg is het ook asfalt stampen en dat voelt als roeien door stroop. Uitgeput drinken we het laatste beetje lait ribot. Mmmmmm…. De huizen die we passeren staan grotendeels leeg en ik kan de verleiding nauwelijks weerstaan om daar stiekem ons tentje op te bouwen. Zouden ze het merken? Nee, dat kunnen we niet maken… Eindelijk, na een wandeldag van rond de dertig kilometer, bereiken de kleine havencamping waar de voorzieningen ook door vissers worden gebruikt. Het is donker als ik naar het washok ga waar ik het zoute zweet van m’n lijf schrob. Terwijl ik daar in m’n nakie sta, wordt om de haverklap aan de deur gerukt. Ik voel me uitgeput en daardoor extra kwetsbaar dus kleed me al snel weer aan; dan maar niet zo schoon. Te moe om nog uitgebreid te koken, verras ik Leen met het worst-kaas scenario en we vallen na deze eenvoudige maaltijd vrijwel direct in een comateuze slaap.
Maandag 14 september: Landévenec - Lanvéoc
Leen gaat eerst nog even 'le cimetière à bateaux' verkennen, ik mag nog even blijven liggen. Weer samen op pad doet een lullig klimmetje onze benen verzuren. Om de moed erin te houden begint Leen een rollenspel. Hij is luitenant, ik ben soldaat. Al snel leer ik salueren, marcheren en deserteren. Want erg lang houd ik het niet vol en neem ongeoorloofd een ‘op de plaats rust’. Tijdens een lastige afdaling ontmoeten we een man die al vijfentwintig dagen met zijn hond door Bretagne trekt. Het is zo’n leuke Border Collie, de enige hond die ik zou willen. Omdat het volgens de man te koud is om te kamperen loopt hij van bed naar breakfast. Dat vinden we nogal vreemd want van kou hebben we niets gemerkt. In tegendeel! Wel van extreme vermoeidheid. We komen nog maar nauwelijks vooruit tot we ons realiseren dat onze maaltijd van gisteren, alleen maar wat stukjes kaas en worst, ook wel erg weinig koolhydraten bevatte. Te weinig om de spieren goed op gang te houden dus we nemen voor de broodnodige energie wat hartkeks. Na het eten promoveer ik mezelf volgens de Keltische traditie tot korporaal. Keltische traditie? Ja; bij oude Kelten namen vrouwen hoge posities in vanwege hun toverkrachten en grote wijsheid. Dus hoezo korporaal? Generaal!
In de verte horen we l’ecole naval bezig. Vandaag heeft de Franse marine heli-dag. Onder ons liggen in de baai grijze schepen voorzien van zendmasten. Het blijft indrukwekkend om defensie bezig te zien. Juist ook hier, waar zo’n zeventig jaar geleden flink gevochten is.
Aan de wetsuits en rubberen boten die bij de caravans hangen is te zien dat dit een duikerscamping is. Rond de verkoopwagen wordt het naar mate de avond vordert steeds gezelliger. Een man speelt muziek op een trekharmonica, er wordt bij gezongen, er wordt getoost en iemand gaat rond met vers geroosterde vis. Natuurlijk verkoopt die havenmeester geen eten; als ze honger hebben, vangen ze gewoon een visje! Een van de duikers spreekt Nederlands en vertelt ons dat de betonnen staanders in zee in de 2e wereldoorlog als helikopter landingsplaatsen werden gebruikt. Hij vindt er tijdens het duiken vaak nog de gekste dingen. Zoals wat? Helaas kwam hij niet met voorbeelden. Aan de andere kant van het water ligt Brest. Een stad die in de 2e wereldoorlog bijna helemaal kapotgeschoten is. Bij nader inzien wil ik liever niet weten wat de duiker aan de voet van deze verminkte stad allemaal wel niet gevonden heeft.
Dinsdag 15 september: Lanvéoc - Camaret Sur Mer
Er staat een krankzinnige bij het ochtendgloren te schreeuwen. Twee louche uitziende mannen gaan tekeer tegen een vechthond die niet luisteren wil. Ze doen stoer en zijn luidruchtig. En dan opeens, zomaar uit het niets krijst een van de mannen “La vie est belle!” Hij doet me denken aan een junk/dealer/pooier die mij ooit zomaar in elkaar sloeg. Terwijl ik de boel vanachter het tentdoek achterdochtig in de gaten houd, krijg ik van Leen koffie op bed. Geurige koffie in de ochtend; heerlijk! De mannen met honden verdwijnen en mijn hart klopt van angst niet langer in m’n keel.
Achter de schepen zien we op een heuveltop fort Lanveoc met beneden zich aan zee een camping. Bij de ingang van de camping zien we een verkoopwagen, een soort rijdende snackbar maar dan zonder snacks. Wel met allerlei dranken die verkocht worden door le patron, tevens havenmeester. Aan de kraam staan twee mannen wijn te drinken, naast hen ligt een lief hondje aan de ketting. We balen er flink van dat hij geen eten heeft, er zijn geen winkels in de buurt en ook geen restaurants. “Dat wordt vanavond macaroni met soepsaus en kaas schat”.
Dit is de meeste relaxte wandeldag van de hele tocht. Lopend over een super fijn pad langs de kust kruipt Camaret steeds dichterbij. De haven met een huizenrij doen qua kleur en bouw denken aan Bergen, Noorwegen. Als reactie op al die macaronivariaties van de afgelopen dagen, stappen we het meeste chique restaurant binnen dat we zien. Een prachtige entourage met uitzicht op de haven, super relaxt en die wijn en vooral die coquilles: ver-ruk-ku-luk! We wanen ons als God in Frankrijk.
Woensdag 16 september: Camaret Sur Mer
Vandaag bestaat het programma uit lang uitslapen en de omgeving verkennen. De vakantie is begonnen! We lopen naar de zuidkant van het schiereiland, met prachtige uitzichten over de heide en het water.
Ook in Camaret liggen vermolmde boten in de haven, maar door hun afmetingen en kleuren zijn ze mooier dan de schepen die we eerder zagen. Op bankjes aan de kade staat de tekst “Merde a vos Banques” gesjabloneerd en op de deur van een gesloten restaurant staat “Fermeture exeptionelle pour raison economique”. Sporen van de gevolgen van de financiële crisis. Gelukkig blijft er genoeg te genieten.
Donderdag 17 t/m zondag 20 september: Île d'Ouessant
De volgende dag varen we met rederij Penn Ar Bed naar Île d'Ouessant. Het bootje doet herinneren aan eilandhoppen in Griekenland en het haventje bij aankomst, waar het stikt van de fietsen, doet weer sterk aan Texel denken. Het is koud en we nemen, voordat we vanaf de haven naar de camping in Lampoul lopen, bij het eerste de beste gelegenheid die wij tegenkomen een kop warme kop koffie. We hadden ons verheugd op een paar zonnige eilanddagen maar de lucht is egaal grijs waardoor het eiland niet alleen somber maar ook armoedig oogt.
De camping ligt verscholen achter een stenen muur met een ijzeren deur en is vrijwel helemaal verlaten. In een familietent bivakkeert een gezin met ouders en schoonouders. Zij zijn hier voor een huwelijk dat een paar dagen later in het kleine kerkje wordt voltrokken.
Nadat we de tent hebben opgezet, lopen we naar het centrum van Lampoul waar we op een Y-sprong Bar-restaurant Le Fromveur ontdekken. De sfeer is er geweldig, het eten fantastisch en we kunnen van hieruit de hele dorpsgemeenschap in de gaten houden want de scherpe punt van het pand snijdt als het ware de hoofdtoegangsweg van het dorp in tweeën. De bar in de vorm van een schip versterkt dit, de boeg accentueert de Y=splitsing. Zelfs een hond begrijpt dat. Logisch dat dit voor de rest van ons verblijf onze favoriete plek is.
Het is misschien niet warm en zonnig, maar we maken een paar mooie rondwandelingen en beginnen het eiland steeds meer te waarderen. Smalle wandelpaden bieden prachtige uitzichten op eiland en zee. Onderweg naar Pointe de Pern ligt in een smalle inham een natuurlijk haventje tegen en een fort uit 1861.
Vuurtoren Nividic bij Pointe de Pern is omringd door witgekalkte rotsblokken. Zij vormen in zee natuurlijke boeien voor schippers die dicht langs de punt navigeren. Verderop vinden we de resten van oude molens stammen uit de tijd dat de molenaars tot stoppen werden gedwongen nadat Frankrijk had besloten dat brood niet meer thuis mocht worden gebakken. Bizar: men mocht zijn eigen brood niet meer bakken! We bezoeken de ruïne van een door paarden aangedreven misthoorn en bewonderen de zwart-wit gestreepte Phare du Creac'h, volgens velen een van de sterkste vuurtorens ter wereld.
En dan opeens, zomaar uit het niets, herken ik in kring van oeroude stenen een religieuze offerplaats. Een plek waar onschuldige kinderen en jonge maagden de keel werden doorgesneden om het volk tegen stormen te beschermen. Daar, op die plek, loopt mijn hart over van geluk. Ik realiseer me dat niet de korrigans, druïden, Keltische vervloekingen en boosaardige krachten van voorheen, maar ons avontuur het echte sprookje was waar ik naar op zoek was. Dankzij de liefdevolle voorbereiding en zijn wens om mij de mooiste vakantie aller tijden te bezorgen ben ik dankzij Leen weer een prachtig ervaring rijker. Merci mon amour, je t’aime.
Amsterdam, november 2012. Tekst: Karin Moor. Foto's: Leendert Bakker.